In zowel de Verenigde Staten als Europa wordt volop gedebatteerd over de toenemende, ongelijke verdeling van de rijkdom. Volgens het meest recente World Wealth Report van de Zwitserse bank Credit Suisse telt de wereld nu al 47 miljoen dollarmiljonairs, waaronder ook 279.000 Belgen. Deze 47 miljoen mensen hebben bijna de helft van alle rijkdom in de wereld in handen.
In de VS wordt met het oog op de presidentsverkiezingen van volgend jaar nu ook de vraag gesteld of mensen wel het recht hebben om miljardair te zijn. Twee kandidaten voor de presidentsnominatie van de Democratische Partij hebben zelfs plannen om komaf te maken met de miljardairsklasse door de belastingen op hun fortuin steil te verhogen. Onder miljardairs is dan ook sprake van een lichte nervositeit.
Kapitaal in de 21ste eeuw
In Europa voert de Franse econoom Thomas Piketty het antimiljardairsleger aan. Piketty werd wereldberoemd met zijn boek ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ (2013). Daarin legt hij uit waarom de rijken steeds rijker worden. Mocht u het niet hebben gelezen, dan volgt hier een samenvatting in 165 woorden:
“De centrale thesis van het boek wil dat sinds het begin van het liberale kapitalisme het rendement op kapitaal steeds groter was dan de economische groei. Als gevolg daarvan werden de eigenaars van kapitaal (de rijken) sneller rijk dan degenen die voor hun inkomen afhankelijk waren van hun arbeid (omdat salarissen enkel stijgen bij economische groei, die de vraag aanwakkert). Piketty concludeert dat het kapitalisme geen systeem is waarin iedereen zijn kans krijgt, maar een systeem dat van nature de rijkdom concentreert bij de erfgenamen van een kleine financiële aristocratie”
Hij raadt overheden dan ook aan een ruïneuze belastingstrategie te voeren om de miljardairsklasse uit te roeien. De Franse econoom Thomas Piketty raadt overheden aan een ruïneuze belastingstrategie in te voeren om de miljardairsklasse uit te roeien. Volgens de Fransman zou ‘wie miljarden bezit, 90 procent belastingen moeten betalen. Hij draagt toch niets bij aan de economie’.
Volgens hem werd het bewijs daarvan geleverd door het ‘Reaganisme’. Dat was een tijdperk waarin de ongelijkheid is verdubbeld en de economische groei is gehalveerd. Een wat gemakkelijke uitleg die onvoldoende rekening houdt met factoren als de stijging van de olieprijs na 1979. Die heeft de groei in alle westerse landen doen dalen. Ook in de landen waar de ongelijkheid kleinst is.
Trickle down: fabel of feit?
Ondanks dat blijft de vraag of superrijken de economie ten goede komen interessant. De neoliberalen verdedigen een vermogensbelasting dan ook meestal door het failliet van de Amerikaanse ‘trickle down’-theorie te onderstrepen. Die noemt die theorie een van de grootste leugens die het volk de voorbije jaren opgedrongen is. De ‘trickle down’-theorie wil dat wanneer de rijken rijker worden, iedereen daar van profiteert. Decennialang vertelde men aan gewone families zich geen zorgen te maken over de toenemende kloof tussen de rijken en de rest. Hoe meer geld de rijken hebben, hoe meer ze investeren en hoe meer jobs ze creëren. Wanneer het water stijgt gaan alle boten mee naar boven, klonk het. Maar de omvang van de teleurstelling grenst bij velen ondertussen aan het monsterachtige. De theorie is trouwens nooit bewezen. Wanneer een aantal Europese landen vermogensbelastingen afschaften, bleek de impact op investeringen marginaal.
Extreme rijkdom vlakt af naarmate nieuwe technologie gemeengoed wordt
Niet zozeer het feit dat ze bestaan, maar wel de manier waarop deze miljardairs hun geld maakten is belangrijk, zeggen een aantal economen. Het tijdperk van de grootgrondbezitters ligt ver achter ons. Zij hebben plaatsgemaakt voor de miljardairs uit Silicon Valley. Maar net als bij elke industriële revolutie, raapt ook nu een kleine groep mensen buitenproportioneel de vruchten van deze nieuwe technologieën. Een effect dat langzaam afvlakt naarmate die technologieën gemeengoed worden. Het heeft volgens diezelfde economen dan ook weinig zin om vermogen te gaan overbelasten. Al in 1970 stelde de econoom Arthur Kohn dat wie geld wil uitdelen aan mensen met lage inkomens, dat eerst moet ophalen bij hogere inkomens. Wanneer men de taart eerlijker verdeelt, wordt hij kleiner en valt er dus minder te verdelen. Gelijkheid en efficiëntie staan daarom haaks op elkaar, aldus Kohn.
Het Internationaal Monetair Fonds en de OESO zien dat anders. Volgens beide instellingen belemmert de toenemende ongelijkheid de economische groei. Omdat steeds meer mensen achterblijven en niet deelnemen aan het economische groeiproces. Uit een studie blijkt trouwens dat voor elk procent meer dat naar de 20% rijksten in een land vloeit, het bbp van dat land met 0,08% daalt. Wanneer daarentegen het inkomen van de 20% armsten met 1% stijgt, stijgt ook het bbp van dat land met 0,38%.
De OESO concludeerde in juni 2018 al dat de toenemende inkomensongelijkheid in zijn 37 ledenlanden de voorbije 25 jaar het bbp met 8,5% heeft doen dalen.