Wanneer vinden we iets ‘onrechtvaardig’?

Politici houden van woorden als ‘fair’ en ‘rechtvaardig’ omdat de betekenis ervan voor iedereen verschillend is. Maar net de vaststelling dat iedereen in ‘rechtvaardig’ lijkt te geloven, geeft aan dat er iets mis is met het begrip. Net als dat andere warme dekentje dat door het woord ‘gemeenschap’ wordt gevormd, wijst ‘rechtvaardig’ op een gebrekkige manier van denken. Wat is er ‘rechtvaardig’ bijvoorbeeld aan het beperken van handel? Of ‘onrechtvaardig’ aan het opheffen van bijkomende belastingen op kapitaal dat verdiend werd door succesvol ondernemen of uitvinden?

De financiële crisis heeft het concept van ‘rechtvaardigheid’ helemaal vooraan op de publieke agenda geplaatst. De astronomische inkomens en bonussen in de financiële sector worden door velen als onrechtvaardig beschouwd. Dit leidt tot de vraag: wat betekent onrechtvaardigheid eigenlijk?

De psychologie van onrechtvaardigheid is verrassend genoeg nooit nauwkeurig onderzocht geweest, stelt The Economist. Een recent experiment van Nichola Raihani van de Londense University College en Katherine McAuliffe van Harvard is één van de eerste pogingen om een duidelijk beeld te krijgen van wat we als ‘onrechtvaardig’ beschouwen en wat voor daden we het liefst bestraft zien.

Het experiment werd via de Amazonservice Mechanical Turk uitgevoerd en liet de testpatiënten in groepen van twee beslissingen maken. Één persoon van elk duo kreeg de mogelijkheid om een vast bedrag van de ander te stelen, waarna de ander, ten koste van zichzelf, die daad kon bestraffen.

Het doel van het onderzoek was om te zien of de relatieve status van de participanten een invloed had op de drang om ‘onrechtvaardige daden’ te wreken. Drie verschillende scenario’s konden zich voordoen:

– één waar het slachtoffer na het ‘stelen’ nog steeds rijker was dan de misdadiger,

– één waar ze even rijk waren,

– en één waar het slachtoffer na de diefstal armer was dan de misdadiger .

Hieruit bleek dat de ‘diefstal’ in het eerste en tweede scenario ongeveer 15% van de tijd werd gewroken (ongeveer hetzelfde percentage ‘strafte’ trouwens ook als er geen diefstal plaatsvond, iets wat de spelregels hadden mogelijk gemaakt). Doch, wanneer de perceptie was dat de misdadiger een hogere status dan het slachtoffer had verkregen door geld te stelen, werd in 40% van de gevallen tot wraak overgegaan.

De les die uit dit experiment kan worden getrokken is dat diefstal als onrechtvaardiger wordt beschouwd wanneer het gebeurt op een manier die de misdadiger bevoordeelt tegenover het slachtoffer.

Dat zelfs triviale geldsommen in experimenten al zulke wraakgevoelens oproepen kan een verklaring bieden voor de opmerkelijke uitspraken van sommigen over diegenen die verantwoordelijk worden geacht voor het uitbreken van de crisis.