Terwijl we deze regels intikken, is de oogst nog volop bezig, en kijken Belgische wijnmakers en hun plukteams continu nerveus naar de weerberichten, want de Indian Summer heeft maar een kort regenachtig lontje. Alhoewel uiteraard nog piepvroeg, luidt de teneur voorlopig toch ‘matig positief tot positief’. Niet zozeer qua productievolume, maar vooral wat de potentiële kwaliteit van millésime 2020 betreft. Maar een derde factor wordt straks zeker zo belangrijk: de ‘p’ van zich correct (blijven) positioneren richting consument, nu deze eindelijk de crus van eigen bodem begint te omarmen.
Ondertussen zijn er in ons zakdoekkleine koninkrijk al ruim 420 wijnbouwers actief, waaronder uiteraard nog veel hobbyisten maar een groeiend aantal professioneel georganiseerde domeinen, die samen volgens de laatste telling 615 hectare wijngaard exploiteren, of prepareren om er wijn te verbouwen.
Bovendien staan er nog tientallen hectare aanplant geprogrammeerd, maar zelfs dan blijven we een smurf binnen Europees verband. Zelfs qua volume: in een topjaar als 2018, toen de kaarten werkelijk héél gunstig vielen op kwantitatief én kwalitatief gebied, halen we net niet 2 miljoen liter Belgische wijn.
De onderliggende flow oogt echter héél positief: er zit dynamiek in onze Belgische wijnsector. Maar een branche die stilaan volwassen wordt en publieke appreciatie wint, moet ook oppassen dat men zich niet vergaloppeert en commerciële dromen voor werkelijkheid houdt.

Realistisch blijven a.u.b.
Op het traject naar méér waardering en méér verkoop liggen er inderdaad vier bedreigingen.
1. Zelfoverschatting
Nog te vaak proberen wijnmakers zich te benchmarken tegenover Franse wijn en sommige kranten en magazines volgen hen ook in die redenering en blokletteren dan koppen als ‘Onze Belgische wijn is beter dan de Franse!’. Sorry, maar die fase van dwaze vergelijkingen met grote broer Frankrijk zijn we al lang voorbij, en het duidt bovendien op een inferioriteitsgevoel dat nu niet meer toepasselijk is.
Belgische wijnmakers hebben hun eigen terroir en plek veroverd, en moeten uitsluitend kijken hoe ze hun vloeibare output iedere oogst kunnen verbeteren. Hun eigen identiteit bevestigen en een eigen stijl ontwikkelen, dàt is de missie, in plaats van de zoveelste Franse of Italiaanse copycat te worden. En vooral ook beseffen dat zelfs in een recordoogst als 2018 we collectief nog altijd maar het volume produceren dat in Frankrijk of Italië één kleine appellatie realiseert.

2. Eenheidsworst
Een ‘eigen’ stijl ontwikkelen, betekent ook: innovatief durven zijn qua aanplant. Decennia lang werden hier traditioneel vooral ‘Duitse’ druivenrassen aangeplant. En iedereen die toen een domein exploiteerde, speelde met hetzelfde trio of kwartet druiven en bottelde nagenoeg dezelfde types wijn, trouwens ook bijna unisono wit.
Dé uitdaging voor de komende tien à vijftien jaar wordt echter dit druivenareaal verder te verruimen en af te wisselen. We zien deze evolutie gelukkig de laatste twee à drie jaar al, met aanplant van streekvreemde en zelfs soms gewaagde variëteiten als Tempranillo of Albariño, maar ook in de opmars van verrassende rode blends die nochtans lang pure sciencefiction leken in onze contreien.
Die weg moeten we echter blijven bewandelen om commercieel mee te kunnen in een wijnbusiness waar het aanbod exponentieel groeit, uiteraard pas na grondige analyse van het terroir en microklimaat. Met wilde showaanplant is niemand gediend.
In hoeverre het druivenclubje hier kan uitgebreid worden, is kortom voor een stuk afhankelijk van het klimaat (heeft de opwarming effectief al effect?), maar toch ook van de verdere professionalisering en het entrepreneurship van onze wijnmakers.

3. Volumekoorts
De nog aan de gang zijnde oogst 2020 zal, voor zover ik kan oordelen na mijn gesprekken met een tiental Belgische domeinen, meestal toch qua volume iets kleiner uitvallen, maar de kwaliteit kan nog steeds pico bello worden als wijnmakers maar kritisch genoeg selecteren.
‘volume om het volume’ is een grote vijand, en dat niet alleen in een Belgische context
Dat betekent niet alleen heel selectief alleen de beste druiven laten plukken, maar daarna nog eens in een volgende ronde op de trieertafels hyperkritisch blijven. Kortom: vakmanschap moet in deze oogst bovendrijven en niet het koopmanschap.
Makkelijk is dat uiteraard niet, zeker met de toenemende belangstelling en vraag naar Belgische producten. Toch is ‘zich beheersen’ een must, want ik merk bij sommige domeinen die relatief goed boeren toch soms de tendens om hun gamma continu en vooral razendsnel uit te breiden. Op zich geen probleem, als de interne alarmsignalen maar blijven afgaan.

Het risico is immers reëel dat domeinen met een grote vraag ook steeds meer cuvées gaan lanceren, omdat de verkoop toch quasi-zeker is en men de markt wil blijven challengen.
Experimenteren is natuurlijk oké, als men maar beseft dat een domein met tien of vijftien verschillende cuvées – dat alles op een tenslotte toch meestal kleinschalige oppervlakte – het zich niet lang kan permitteren om slechts drie à vier producten te maken die écht excelleren, terwijl de vijf à zes andere meedrijven op de naam en faam, maar niet beter zijn dan veel (goedkopere) concurrenten. Dus ‘volume om het volume’ is een grote vijand, en dat niet alleen in een Belgische context.
4. Prijskoorts
Misschien wel de grootste uitdaging waartegen Belgische wijnbouwers zich moeten wapenen: stijgende populariteit linea recta vertalen in stijgende prijskaartjes.
Overprijs jezelf niet. Belgische wijn is door zijn geringe productie al relatief ‘duur’ vergeleken met veel internationale concurrenten. De consument is echter geen dommerik.
Natuurlijk, bij een succesoogst à la 2018 – kwaliteit én kwantiteit overal een bijna-certitude – is die verleiding groot om langs de kassa te passeren. En dus het prijskaartje aan te dikken, zeker met in het achterhoofd een geslaagde 2019 en de nu veelbelovende 2020 is er ogenschijnlijk geen vuiltje aan de lucht.
Maar wat als straks 2021 een eerder catastrofale oogst wordt met ongelijke rijping van de trossen, verwatering tijdens de oogst, wingerdplagen alom, kortom druiven die onder ‘typisch’ Belgisch weer worden geterroriseerd? Dan kan niemand dat hogere prijskaartje, in de begrijpelijke opwinding van de 2018 berekend, nog rechtvaardigen.

Misschien moeten Belgische wijnbouwers, ondanks het verschil in schaalgrootte, toch lessen trekken uit de arrogantie van Bordeaux en hun primeurcampagnes, vooral bij de grands crus classés. De Bordelaise négoce bleef, oogst na oogst, en tegen de adviezen van marktanalisten in, toch koppig pushen richting hogere prijzen, en weigerde zelfs matige millésimes qua startprijs te korten.
Gevolg? Veel nochtans loyale consumenten haakten stelselmatig af. En nu moet de Bordelaise handel extra miljoenen investeren qua marketing om dit verloren marktaandeel voor een stuk te recupereren.
Het is natuurlijk allemaal op lilliputterniveau, deze vergelijking met onze Belgische wijnbouw, maar het onderliggende scenario is identiek: overprijs jezelf niet. Belgische wijn is door zijn geringe productie al relatief ‘duur’ vergeleken met veel internationale concurrenten. De consument is echter geen dommerik.