Sympathie voor de oligarch

Het klinkt misschien vreemd, maar ik heb medelijden met Petr Aven en Mikhail Fridman, de miljardairs achter het Russische financiële conglomeraat Alfa Group, die vorig jaar door de Britse regering en vorige week door de regering van de Verenigde Staten een sanctie opgelegd kregen. Natuurlijk is dit niets vergeleken met het diepe verdriet dat ik voel voor de onschuldige Oekraïners die het slachtoffer zijn geworden van de brutale en niet-uitgelokte invasie van Rusland. Toch is er iets meelijwekkends aan het feit dat pioniers van de Russische post-Sovjet markteconomie gestraft worden voor Sovjetachtige geopolitiek.

Aven en Fridman omarmden – misschien wel meer dan alle andere vooraanstaande Russische zakenmannen – het nieuwe economische model dat in Rusland werd ingevoerd na de ineenstorting van de planeconomie van de Sovjet-Unie. Ze benutten elke kans die ze konden vinden en deden grote investeringen – en maakten grote winsten – in olie, telecom en financiën. Als ze anderen moesten overmeesteren om hun winst te maximaliseren, dan was dat maar zo. Ze waren kapitalisten uit het schoolboek, die het oude vernietigden en het nieuwe creëerden.

Om volledig te begrijpen wat deze oligarchen bereikten, moet je de verslechtering en uiteindelijke ineenstorting van de planeconomie in herinnering brengen. Jarenlang produceerden fabrieken tanks en raketten, terwijl de schappen van de kruidenierswinkels steeds leger werden, totdat de regering in 1983 begon met het rantsoeneren van basisvoedsel, zoals graan en boter. Ook werden de voedselprijzen sterk verhoogd, hoewel dit de productie niet stimuleerde. Kort voor de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 kelderde de industriële productie.

Verre van perfect

Wat de Sovjets achterlieten was een economie waar potentieel waardevolle activa niet te onderscheiden waren van waardeloze en met juridische- en economische instellingen die niet geschikt waren voor een markteconomie. Toen privé-actoren probeerden zich een weg te banen door deze omstandigheden, vormden ze de economie uiteindelijk tot iets dat veel functioneler en welvarender was.

Ruslands ontluikende oligarchen waren verre van perfect. Aan het begin van de economische transitie was er goede hoop dat bedrijfsleiders de politieke druk zouden leveren die nodig was om institutionele vooruitgang te stimuleren: een onafhankelijke rechterlijke macht, minder corruptie bij de wetshandhaving en betere regelgeving. Andrei Shleifer van Harvard, die de Russische regering adviseerde over privatisering, voorspelde in 1995 dat de “overdracht van controlerechten van politici naar private partijen” een “politieke vraag naar de bescherming van eigendomsrechten” zou creëren.

Eigen mechanismen

Dit is niet gebeurd. In plaats van te lobbyen voor de ontwikkeling van sterkere staatsinstellingen, gingen private actoren aan de slag om hun eigen mechanismen op te bouwen voor bijvoorbeeld de bescherming van eigendomsrechten. Russische oligarchen namen het in de jaren ’90 zelf op tegen lokale criminelen, omdat ze niet op de politie konden rekenen om hun bezittingen te beschermen.

Deze figuren moedigden ook corruptie door staatsambtenaren aan, omdat eerlijke ambtenaren nog steeds de Sovjetblauwdrukken en -normen volgden. En ze kochten parlementsleden om, omdat dat de enige manier was om bedrijfsvriendelijke wetgeving door te drukken. In het Rusland van na de Sovjet-Unie moesten zakenlui “groot”, machtig en met politieke connecties zijn, omdat niemand anders contracten met hen zou honoreren.

Niet alle geruchten zijn waar

Dit betekent echter niet dat alle geruchten over figuren als Aven en Fridman waar zijn. Er is bijvoorbeeld geen reden om aan te nemen dat Aven gunsten uitdeelde tijdens zijn ambtstermijn als minister van Buitenlandse Economische Betrekkingen in de hervormingsgezinde regering van Ruslands eerste post-Sovjet premier, Yegor Gaidar. Hij hielp Fridman, die hij een jaar na zijn vertrek uit het kabinet ontmoette, zeker niet. En Alfa Group ontving geen activa via de beruchte “leningen voor aandelen” privatiseringsregeling, waarbij de kroonjuwelen van de Sovjetindustrie werden geleverd aan oligarchen uit het tijdperk van Boris Jeltsin in ruil voor hun politieke steun.

Hoe dan ook, veel van wat oligarchen als Aven en Fridman in de jaren 1990 verweten werd, was wat academische economen second-best oplossingen noemen: de beste benaderingen die haalbaar zijn onder imperfecte of verstoorde economische omstandigheden. In die zin was deze eerste generatie oligarchen niet de oorzaak van de economische omwenteling die volgde op de ineenstorting van de Sovjet-Unie, maar waren ze symptomen van de institutionele zwakte van Rusland. Maar gezien hun rol in het opbouwen van de alternatieve systemen die de markteconomie deden draaien, waren ze ook een soort remedie.

Rol van de oligarchen werd kleiner

De situatie veranderde toen Vladimir Poetin een generatie geleden aan de macht kwam. Toen de stijgende olieprijzen de staatskas vulden, werd de rol van de oligarchen kleiner. Maar in plaats van effectieve staatsinstellingen op te bouwen – inclusief een geloofwaardig eigendomsrechtregime – creëerde Poetin een opgeblazen staat die vooral zijn eigen belangen en die van zijn trawanten diende.

Er was geen gelijk speelveld in het Rusland van Poetin. Corruptie en politieke connecties waren de enige manieren om te winnen. Aven en Fridman pasten zich aan de verandering aan, navigeerden vakkundig over de markten van het Poetin-tijdperk en onderhielden uitstekende banden met het Kremlin. Toen Poetin hen opdroeg om hun olieactiviteiten te verkopen aan het staatsbedrijf Rosneft, dat wordt voorgezeten door zijn kompaan Igor Sechin, gaven ze hieraan gehoor – maar ze zorgden er wel voor dat ze de volle prijs voor hun aandelen kregen.

Poetin geen zakenvriend

Terwijl Poetin het ideaal van de vrije markt vermeed ten gunste van een sterk gereguleerde economie die gedomineerd werd door staatsmonopolies, hielden Aven en Fridman zich stil. Ze wisten dat Poetin geen zakenvriend was. Maar ze gingen ervan uit dat ze daar weinig aan konden doen, dus vonden ze manieren om te slagen onder de omstandigheden die ze kregen.

Ik wou dat machtige bedrijfsleiders als Aven en Fridman meer verantwoordelijkheid hadden gevoeld voor hun land en zich hadden uitgesproken tegen deze transformatie. Ik wou dat ze zich hadden gerealiseerd dat de accumulatie van enorme, onbeperkte macht door Poetin en zijn trawanten alleen maar kon eindigen in een tragedie. En ik wou dat ze, toen de omvang van de tragedie duidelijk werd – toen Poetin zijn genocidale imperiale veroveringsoorlog tegen Oekraïne lanceerde – dit hadden veroordeeld en zelfs een deel van hun fortuin aan de Oekraïense zaak hadden geschonken.

Toch heb ik medelijden met de Russen die geloofden dat ze alleen het kapitalisme hoefden te omarmen om hun toekomst veilig te stellen. Het systeem dat Rusland nu heeft, lijkt in niets op wat er in de jaren 90 had kunnen ontstaan.


Konstantin Sonin is professor aan de Harris School of Public Policy van de Universiteit van Chicago.

Copyright: Project Syndicate, 2023.
www.project-syndicate.org

Meer

Ontvang de Business AM nieuwsbrieven

De wereld verandert snel en voor je het weet, hol je achter de feiten aan. Wees mee met verandering, wees mee met Business AM. Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en houd de vinger aan de pols.