Structurele hervormingen hoeven niets te kosten

Structurele hervormingen hoeven niets te kosten
Centraal: premier Alexander De Croo (Open Vld) – LAURIE DIEFFEMBACQ/BELGA MAG/AFP via Getty Images

Opmerkelijk stoere verklaringen rond de noodzaak van hervormingen de voorbije dagen. De realiteit is evenwel dat er geen geld is voor dure maatregelen zoals een duidelijke verlaging van de belastingdruk op arbeid. Gelukkig zijn er ook heel wat noodzakelijke hervormingen die geen geld kosten, en die net op langere termijn geld opbrengen. 

De voorbije weken pakten verschillende meerderheidspartijen uit met plannen voor ernstige hervormingen. Of daar ook effectief iets van komt, blijft nog maar de vraag, maar de nood aan zulke hervormingen neemt wel toe. Volgens de OESO kijken we de volgende jaren aan tegen een potentiële economische groei van amper 0,8 procent per jaar. Dat is te weinig om onze welvaartsstaat overeind te houden onder de toenemende druk van de verouderende bevolking. Daarnaast is er natuurlijk ook nog de wankele toestand van onze overheidsfinanciën. In 2023 komen onze overheden naar schatting uit op een totaal begrotingstekort van zo’n 6 procent van het bbp (of 34 miljard euro). Dat tekort is op langere termijn onhoudbaar, en vandaag is er geen geloofwaardig plan om dat weg te werken. In elk geval zal er de komende jaren geen budgettaire ruimte zijn om allerlei extra uitgaven of grootse plannen te financieren. 

Grote hervormingen zoals een duidelijke verlaging van de belastingdruk op arbeid of de noodzakelijke inhaalbeweging op het vlak van overheidsinvesteringen kosten uiteraard bakkenvol geld. Dat gaat al snel over miljarden, geld dat er niet is en de komende jaren ook moeilijk te vinden zal zijn. Het beleid zal toch vooral moeten focussen op de noodzakelijke structurele hervormingen die geen geld kosten, en die net op langere termijn geld opbrengen. Gelukkig zijn er op dat vlak nog heel wat mogelijkheden. Hieronder een top vijf (in willekeurige volgorde) van noodzakelijke hervormingen die niets kosten:

1. Meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt

Op de Belgische arbeidsmarkt is er relatief weinig flexibiliteit mogelijk. Atypische werkregelingen zoals ploegenarbeid, nachtarbeid of weekendwerk komen hier in vergelijking met de rest van Europa opmerkelijk weinig voor. Dat heeft vooral te maken met de strakke regulering en de voorwaarden die daaraan verbonden zijn, waardoor het vaak niet haalbaar is om dat soort jobs hier te organiseren. Daarnaast is het moeilijk om werken te combineren met een uitkering. Op basis van de ervaringen in andere landen zou het voor de grote groep inactieven in België, die misschien niet fulltime aan het werk kunnen, toch mogelijk moeten zijn om op z’n minst gedeeltelijk te werken. Maar dan moet dat werk wel gecombineerd kunnen worden met een gedeeltelijke uitkering. Vandaag zijn in België bijna 2 miljoen 20- tot 64-jarigen niet aan het werk, waarvan het grootste deel (1,7 miljoen) zich zelfs niet eens aanbiedt op de arbeidsmarkt. Om enige kans te maken om toch een redelijk deel van die mensen te activeren, moet veel meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt mogelijk zijn, zowel voor werkgevers als voor werknemers.  

2. Betaalbare pensioenen

De vergrijzing zet extra druk op onze al wankele overheidsfinanciën. Dat dreigt de overheid de komende jaren voor alsmaar moeilijkere keuzes te plaatsen. Een belangrijke factor daarbij is de oplopende factuur van de pensioenen. Tegen 2045 zal onze overheid elk jaar 15 miljard (in euro’s van vandaag) extra moeten uitgeven voor de pensioenen. De huidige regering heeft die toekomstige factuur totnogtoe nog verzwaard. Vooral om te vermijden dat die extra pensioenfactuur op termijn ten koste gaat van meer productieve overheidsuitgaven dringt een ernstige pensioenhervorming zich op. Die moet er vooral op gericht zijn om de toekomstige uitgavenstijging binnen de perken te houden. Dat kan door de nog altijd zeer genereuze (in vergelijking met de andere stelsels) ambtenarenpensioenen bij te sturen en door een rationalisering van de vrijgestelde periodes. Vandaag wordt een derde van de pensioenrechten in de private sector opgebouwd in zulke periodes waarin niet gewerkt wordt, maar toch rechten opgebouwd worden. 

3. Langer werken

We blijven in België relatief vroeg stoppen met werken. De gemiddelde effectieve pensioenleeftijd van 60,5 jaar hoort bij de laagste onder de industrielanden. Amper iets meer dan de helft van de 55- tot 64-jarigen is nog aan het werk. Mochten we er in slagen om die ouderen langer aan het werk te houden, zoals bijvoorbeeld in Zweden (waar 77% van de 55- tot 64-jarigen werkt), dan zou onze totale werkzaamheidsgraad vijf procentpunten hoger liggen (75,8 procent versus de werkelijke 70,6 procent). Mensen langer aan het werk houden zou met andere woorden meer dan de helft van onze achterstand tot de 80 procent-doelstelling goedmaken. In die zin besliste de regering Michel de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar in 2030, maar dat volstaat op zich niet. Daarnaast moeten ook de pensioenen en andere uitkeringen bijgestuurd worden zodat die niet langer vroeger stoppen met werken financieel aanmoedigen, moet de link tussen loon en anciënniteit (waardoor oudere werknemers te duur worden) doorbroken worden, moet veel meer ingezet worden op opleiding, ook voor oudere werknemers, en moet opnieuw meer flexibiliteit mogelijk zijn in de arbeidsorganisatie van oudere werknemers. 

4. Performant onderwijs

Volgens zowat alle internationale vergelijkingen blijft ons onderwijs erop achteruit gaan. Daarmee dreigen we één van de belangrijke troeven van onze economie, een hooggekwalificeerd en productief arbeidspotentieel, te verliezen. De makkelijke reactie daarop is de roep naar meer middelen voor het onderwijs, maar we hebben vandaag al bij de hoogste overheidsuitgaven voor onderwijs van Europa. Het komt er veel meer op aan om de middelen voor onderwijs effectiever in te zetten, en om hervormingen uit te werken die focussen op een hogere kwaliteit van onderwijs. Dat impliceert onder andere meer autonomie/flexibiliteit voor schoolbesturen, het opwaarderen van technische richtingen, een modern HR-beleid binnen het onderwijs, minder planlast en meer focus op lesgeven, meer flexibiliteit voor leraars, nog meer inzetten op STEM, meer aandacht voor ondernemerschap, … 

5. Efficiënter en rechtszekerder vergunningenbeleid

Ondanks de aandacht voor het vergunningenbeleid de voorbije jaren blijft het rond krijgen van de nodige vergunningen voor grote infrastructuurwerken of voor projecten rond duurzame energie zelden een vlot proces. De lange en onzekere procedures maken investeringen moeilijker dan ze zouden kunnen zijn, en zetten op die manier een rem op ons economisch potentieel. Verdere hervormingen om de toekenning van vergunningen vlotter te laten verlopen, de duurtijd van beroepsprocedures te beperken en de rechtszekerheid van het hele proces te bevorderen blijven nodig.    


De auteur Bart Van Craeynest is Hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten

Meer

Ontvang de Business AM nieuwsbrieven

De wereld verandert snel en voor je het weet, hol je achter de feiten aan. Wees mee met verandering, wees mee met Business AM. Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en houd de vinger aan de pols.

06:00