Voor het eerst in 30 jaar worden er vragen gesteld bij de globale capaciteit om olieschokken op te vangen. Dat de Saudi’s er niet in slagen hun belangrijkste handelsfonds – de petroleumbronnen – te verdedigen tegen terreuracties doet in de regio twijfels rijzen over de status van Saudi-Arabië.
De met drones gecoördineerde aanval op het Saudische olieverwerkingscomplex Abqaiq heeft het Saudische aanbod op slag gehalveerd. Uit Ryadh komen tegenstrijdige berichten. Volgens de Saudi’s zelf is de helft van de bij de aanval verloren gegane capaciteit al hersteld, terwijl het land een aantal landen – waaronder Irak – heeft gevraagd om de teorten aan te vullen.
Volgens de Saudische minister van Energie zal de productie tegen eind september zijn genormaliseerd. Andere bronnen in het koninkrijk voorspellen veel langere verstoringen.
Het gaat om een absolute première, net omdat het de Saudi’s waren die tot nog toe telkens het gebrek aan aanbod makkelijk konden compenseren wanneer zich in de regio onregelmatigheden voordeden. Nu is het land met de grootste capaciteit zelf slachtoffer.
Tijd voor een buitengewone tussenkomst van het IEA en/of de Oeso?
Indien het tekort in de volgende 30 tot 120 dagen meer dan 150 tot 300 miljoen vaten zou bedragen, zou de markt dat onmogelijk kunnen goedmaken. Dat zou de buitengewone tussenkomst vereisen van bijvoorbeeld het Internationale Energieagentschap IEA. Onder die koepel zijn 30 olieconsumerende landen verzameld, waaronder de VS.
Het IEA ziet voorlopig geen reden voor zo’n tussenkomst. Pas wanneer 7% of meer van het globale aanbod ontbreekt, adviseert het IEA om reserves aan te spreken. Dat gebeurde een laatste keer in 2011. Toen verstoorde de Libische burgeroorlog de globale aanvoer en haalde men 60 miljoen vaten uit de reserves.
Dan zijn er nog de 36 OESO-landen die over 1,5 miljard vaten strategische reserve beschikken. De Saudi’s zelf hebben niet minder dan 80 miljoen vaten binnen de landsgrenzen gestockeerd, met nog eens 40 miljoen in depots in Japan, Nederland, Egypte en andere landen.
Trump heeft geen zin in een oorlog met Iran
Opmerkelijk is verder de Amerikaanse terughoudendheid om tussen te komen in het Midden-Oosten. Ook nu de bewijzen tegen Iran zich opstapelen, weigeren de VS militair tussen te komen. Trump, noch de publieke opinie zijn bereid in de regio Amerikaanse mensenlevens te riskeren. Voorlopig blijft het bij economische sancties, waarvan het effect steeds discutabeler wordt. Jaren nadat economische sancties van kracht werden, blijven de regimes in Teheran en Caracas stevig in het zadel. De vijanden van Amerika interpreteren de reactie graag als een teken van zwakte.
Positie van MbS is wel degelijk verzwakt
Ook de status van het almachtig gewaande Riyadh heeft in de regio een flinke klap gekregen. Ondanks de miljarden aan wapens die de voorbije jaren in de VS werden aangekocht, lijken de Saudi’s niet in staat hun belangrijkste handelsfonds – lees: hun olieverwerkingsinstallaties – te beschermen tegen terreuraanvallen. De Saudi’s moeten sinds deze week ook niet meer op Amerikaanse militaire tussenkomst rekenen. Tenslotte loopt ook de beursgang van Aramco gevaar. Nochtans een sleutelelement in de door kroonprins Mohamed bin Salman (a.k.a. MbS) in 2015 aangekondigde diversifiëring van de lokale economie.
De positie van MbS is na de moord op de Saudisch-Amerikaanse journalist Jamal Kashoggi – op2 oktober exact een jaar geleden – en de recente aanval op Abqaiq wel degelijk verzwakt. MbS heeft in het koninkrijk talrijke families op stang gejaagd nadat hij twee jaar geleden verschillende steunpilaren van de Saudische economie wekenlang gevangen hield in het Ritz-Carltonhotel en hij hen honderden miljoenen lichter maakte en hun activa liet bevriezen. Het zijn dezelfde families die nu worden gevraagd belangrijke sommen te investeren in de beursgang van Aramco. Maar veel keuze hebben ze niet.