Franse luxehuizen waren er als de kippen bij om geld bij te dragen voor de heropbouw van de Notre Dame. Dat mag niet verwonderen: de modewereld is goed voor 2,7% van het Franse bruto binnenlands product (bbp). Luxemerken, waaronder L’Oreal, vertegenwoordigen bijna 20% van de waarde van de Franse beursindex CAC40. Ook de scheidslijn tussen mode, kunst, cultuur en toerisme verwatert. Dat de belangrijkste Franse luxehuizen een rol opeisen in de bescherming van een van ‘s lands meest iconische locaties is dus logisch.
De Notre Dame blijft een voorkeursbestemming van miljoenen Franse, maar ook buitenlandse toeristen. [14 miljoen bezoekers per jaar, waarvan 75% buitenlanders.] Dat toerisme draagt in Frankrijk jaarlijks 170 miljard euro bij aan het bruto binnenlands product. Historische gebouwen als sleutelpost voor inkomsten in het Avondland, zeg maar.
Zakenwereld al erg actief bij onderhoud historische gebouwen
Maar die gebouwen onderhouden weegt steeds zwaarder op de begroting van EU-landen. Bewijs daarvan zijn de bedrijven die zich melden om Italiaanse historische sites te onderhouden. De voorbije jaren hebben o.a het luxeschoenenmerk Tod’s en de modehuizen Fendi en Bulgari bijgedragen aan de restauratie van respectievelijk het Colosseum, de Trevi Fontein en de Spaanse Trappen in Rome. Het jeansmerk Diesel financierde mee de werken aan de Rialto-brug in Venetië.
Deze tendens zal de volgende jaren enkel uitbreiden. Want de Notre Dame is niet het eerste Europese monument dat in een een brand wordt verwoest. Die branden ontstaan vaak tijdens restauratiewerken. Dat gebeurde ook in het Gran Teatre del Liceu in Barcelona, de toren van de kathedraal van Luxemburg (1985) en de bibliotheek van Gravin Anna Amalia in het Duitse Weimar (2004). Maar ook het opera-theater Fenice in Turijn (1996), de Cappella della Sacra Sindone van Turijn (1997) en de Mackintosh Building van de Glasgow School of Arts (2014 en 2018) werden door branden verwoest.
Overheid heeft steeds minder geld beschikbaar voor restauratie en onderhoud
De overheid stelt steeds minder fondsen ter beschikking van het onderhoud en de renovatie van historische gebouwen. Zo zijn de renovatie van de Sixtijnse Kapel in Rome en de Sagrada Familia in Barcelona werken van oneindige duur. Ook de Britse Houses of Parliament zijn dringend aan renovatie toe. Daarom kijkt men nu ook naar de zakenwereld.
De Franse modekoningen hebben dit alvast goed begrepen. Grote luxemerken als LVMH (Louis Vuitton, Dior) en Kering (Gucci, Yves Saint Laurent.) zijn al lang actief in kunst en restauratie. Zo opende LVHM in 2016 de Fondation Louis Vuitton voor hedendaagse kunst. Keringbaas François Pinault vormt de oude handelsbeurs van Parijs ondertussen om tot een een museum waar hij zijn privé-kunstverzameling tentoon zal stellen.
Notre Dame: uitstekende public-relations
Maar de grote bedragen die deze luxehuizen nu ter beschikking van de heropbouw van de Notre Dame in Parijs stellen zijn vooral een uitstekende vorm van public relations. Hun namen zullen vermeld staan op kaarten die miljoenen toeristen in handen krijgen. Daarbij mikken LVHM en Kering vooral op Chinese toeristen. Die zijn in eigen land goed voor een derde van alle verkoop van beide modehuizen in Azië, Japan uitgezonderd.
Fendi en wijlen Karl Lagerfeld organiseerden zelfs een modeshow bij de Trevi-fontein. Dat deze bedrijven hun financiële bijdragen in visibiliteit zullen willen recupereren zal bij het Notre Dame niet anders zijn. Na de heropbouw van de Notre Dame zullen deze schenkers terecht te boek staan als de redders van een Frans symbool.
Fiscale voordelen
Tenslotte zijn er de fiscale voordelen van zulke giften In Frankrijk mogen bedrijven tot 60% van de geschonken som van hun belastingen aftrekken, met een limiet van 0,5% van het totale zakencijfer. Van de 100 miljoen euro die L’Oréal ter beschikking van de heropbouw van de kerk stelt, mag dus 60 miljoen euro van de bedrijfsbelasting worden afgetrokken.