Het Noorse Oljefondet kondigde twee jaar geleden aan zijn investeringen in fossiele brandstoffen te zullen elimineren. In praktijk is daarvan echter weinig in huis gekomen. Dat zegt de Noorse econoom Knut Anton Mork, die de portfolio van het Noorse staatsinvesteringsfonds heeft geanalyseerd. De uiteindelijke afslanking van de portefeuille fossiele brandstoffen is volgens Mork uiteindelijk zo beperkt gebleken dat er nauwelijks over een impact mag worden gesproken.
Het Oljefondet beheert in totaal een investeringsportefeuille ter waarde van 1,1 biljoen dollar. De uiteindelijke ingreep heeft dan ook slechts betrekking op amper 0,5 procent van de totale portfolio van het fonds.
Compromis
“Het oorspronkelijke plan van het fonds was al zwaar verwaterd door een politiek compromis dat de grote oliemaatschappijen beschermde,” zegt Mikael Holter, analist bij het persbureau Bloomberg. “Nu lijken een aantal technische aanpassingen de ingreep met nog eens 30 procent te verminderen. De maatregel zal daardoor uiteindelijk kleiner zijn dan het belang dat het investeringsfonds in het olieconcern Shell heeft.”
Het Oljefondet is gebouwd op de inkomsten van tientallen jaren Noorse olieproductie. De reserves moeten de toekomstige generatie Noren budgettair beschermen. Het fonds stuurde twee jaar geleden schokgolven door de mondiale markten. Het kondigde toen aan dat 37 miljard dollar aan belangen in olie en gas zouden worden afgestoten.
“Het fonds benadrukte dat de ingreep de intentie had om de algemene risico’s van het land beter te spreiden,” benadrukt Holter. “Klimaatactivisten noemden de beslissing echter als een scharnierogenblik voor de afbouw van een economie die op fossiele brandstoffen is gesteund.”
Maar de Noorse regering, onder leiding van twee partijen met sympathieën voor de oliesector, besloot in maart om de grote geïntegreerde bedrijven zoals Shell en British Petroleum te sparen. Daarbij voerde de Noorse overheid aan dat deze ondernemingen in hernieuwbare energie investeren. In plaats daarvan zou de ingreep beperkt blijven tot bedrijven die uitsluitend op exploratie en productie van fossiele brandstoffen zijn gericht.
Daardoor zou de desinvestering tot ongeveer 7,8 miljard dollar inkrimpen. Daarin zaten echter ook marketing, raffinage en petrochemische activiteiten. Mork verwacht dat de Noorse overheid de ingreep alleen tot de productiesector zal beperken.
In de zuivere productie heeft het Oljefondet nog een belang van 5,7 miljard dollar. Die portefeuille is kleiner dan het belang van 5,9 miljard dollar dat het fonds heeft in de Brits-Nederlandse energiegroep Shell.
Boegbeeld
Volgens de Noorse econoom Harald Magnus Andreassen blijft er van het oorspronkelijke voorstel van het fonds niets meer over. Hij ziet alleen nog een louter symbolische maatregel. Ook Steinar Holden, professor economie aan de Universiteit van Oslo, zegt dat het effect uiteindelijk bijzonder beperkt zal blijvn.
Marianne Groth, Noors minister van binnenlandse zaken, erkende dat de impact van de desinvestering wellicht beperkt zal blijven. Toch maakte zij gewag van een gepaste maatregel. Volgens haar is het logisch om vooral de productie van fossiele brandstoffen te viseren, in plaats van een breed gediversifieerde energiesector te treffen.
Critici tonen echter zware teleurstelling. Milieuvereniging Greenpeace wijst erop dat de ingreep niet alleen materieel nog slechts weinig impact heeft. Ook de waarde van de aankondiging als boegbeeld voor de wereldwijde campagne tegen fossiele brandstoffen is volgens de organisatie zwaar ondermijnd.
De Noorse socialistische partij, die in de oppositie zit, zegt bij zijn plannen te blijven om het Oljefondet volledig uit de sector van fossiele energie weg te halen.