België, Denemarken, Duitsland en Nederland kondigden woensdag in een gezamenlijke verklaring in de Deense havenstad Esbjerg aan om tegen 2030 hun gezamenlijke capaciteit aan windenergie op zee te verviervoudigen tot 65 gigawatt (GW).
Dat moet van de Noordzee “de grootste duurzame energiecentrale van Europa” maken, zeggen de vier landen. Tegen 2050 wordt de gezamenlijke offshore windcapaciteit verder opgetrokken tot minstens 150 GW, of zowat een vertienvoudiging tegenover vandaag. Dat betekent dat er in de komende decennia duizenden windmolens op de Noordzee moeten verschijnen.
België heeft eerder al de ambitie bekendgemaakt om zijn capaciteit van wind op zee te verdrievoudigen tot 5,8 GW tegen 2030 en verder op te trekken naar 8 GW tegen 2040. Eén gigawatt is voldoende om ongeveer 1 miljoen gezinnen te voorzien van stroom.
Hubs
De bedoeling van de vierlandensamenwerking is om verscheidene hubs te creëren op de Noordzee. De windmolenparken zouden dan onderling verbonden worden, zodat een grote “energiecentrale” ontstaat. Het plan voor een ondergrondse superkabel tussen Denemarken en België zou een van de slagaders van het project worden.
“De Oekraïnecrisis maakt duidelijk dat we als Europese landen werk moeten maken van meer eigen energie”, zegt premier Alexander De Croo (Open Vld) in een mededeling. “Door in te zetten op meer hernieuwbare energie maken we ons niet alleen minder afhankelijk, we beschermen ook onze burgers en bedrijven beter tegen hoge prijzen en maken werk van een leefbare omgeving.”