Muziekbiografie Beethoven: Jan Caeyers’ kabinetstuk over het dove genie dat ons muziek voor de eeuwigheid schonk

Muziekbiografieën Deel 5: Jan Caeyers ‘Beethoven, een biografie’ uit 2019

Gelukkig heeft deze Newsweek-auteur eerst de biografieën van Springsteen, Brel, Elton John en Paul Simon besproken alvorens zich te verdiepen in het titanenwerk van Jan Caeyers over een van de leden van de Heilige Muzikale Drievuldigheid: Beethoven (naast Bach en Mozart). Het is alsof je de hele tijd naar provinciaal voetbal hebt gekeken en plots de andere kant opkijkt en een dribbel ziet van Messi. De vorige biografieën konden door journalisten geschreven worden, maar het leven van Beethoven kon enkel maar door een erudiet dirigent en musicoloog geschreven worden- herlezen is géén luxe. Het boek barst van de saillante details waar adagio’s, tweekwartsmaten, fuga’s en sonates de dienst uitmaken, maar het verveelt nooit. Het maakt je als lezer alleen maar nieuwsgierig om te begrijpen hoe een van de grootste kunstenaars die er ooit heeft geleefd, deze meesterwerken heeft kunnen creëren.

Want laten we wel wezen. Het blijft oneindig onbevattelijk dat het meest gespeelde muziekstuk in de klassieke muziek- de negende symfonie met ‘Ode an die Freude’ als apotheose- gecomponeerd  werd door een genie dat zijn eigen compositie … niet kon horen. Bij de première op 7 mei 1824 -een van belangrijkste dagen in de Westerse culturele geschiedenis- zagen tweeduizend Weners hoe het hele orkest géén rekening hield met een wild gesticulerende Beethoven, maar ze keken naar twee andere dirigenten om de maat te houden. Beethoven hoorde niets meer –de ultieme beproeving voor een muziekkunstenaar.

Deze biografie, geschreven voor de echte muziekkenner maar ook voor de enthousiaste beginner-zoals ondergetekende- leest als een trein en neemt je mee naar de onderbuik van het creatieve epicentrum van de wereld eind 18de eeuw: Wenen, waar Beethoven, na zijn jeugd in Bonn, zijn muzikale carrière uitbouwde. Caeyers slaagt erin om de voornaamste meesterwerken van Beethoven te beschrijven met het scherpe oog van de kenner, maar ook passeren een hele resem kleurrijke figuren de revue, van wilde mecenassen die al hun geld verbrasten in naam van de cultuur, zoals Prins Lobkowitz en Aartshertog Rudolph, tot ‘onsterfelijke geliefdes’ zoals de bloedmooie Josephine von Brunswick, op wie Beethoven om de haverklap verliefd werd maar nooit mee in het huwelijk trad. Zijn muziek bleek uiteindelijk zijn muze te zijn.

‘Beethoven was de eerste componist die durfde zijn eigen emoties te verwerken in zijn muziek, een ware revolutie in de muziekgeschiedenis’

Ook is het smullen van de meestal botsende ontmoetingen tussen alle muzikale grootheden die in die tijd van Wenen hun woonplaats hadden gemaakt, van de onnavolgbare Mozart, de pater familias Haydn -die tijdelijk zijn leraar was-, de operaspecialist Salieri -die de hoofdrol speelde in Amadeus-, het pianowonderkind Liszt, en natuurlijk ook Schubert, een grote fan van zijn werk.

De ongewone mens achter het ongewone genie

Beethoven was een complexe persoonlijkheid en Caeyers tracht ons door de hele 699 pagina’s tellende biografie mee te nemen in de psyche van de grootmeester en te verklaren hoe hij in staat was om muziek te maken die enerzijds de tand des tijds heeft doorstaan en anderzijds een tijdelijke expressie was van de diepste gevoelens van Beethoven zelf. Hij was immers de eerste componist die durfde zijn eigen emoties te verwerken in zijn muziek, een ware revolutie in de muziekgeschiedenis en essentieel om zijn werk te begrijpen. In ‘Apassionata’, volgens Caeyers een kabinetstuk zonder precedent, waar elke volleerde pianist schrik van heeft omdat het bijna niet speelbaar is, hoor je de vertwijfeling en het noodlot na een zoveelste ontgoocheling in de liefde.

Ludwig Van Beethoven stamde uit een vrijdenkersfamilie van muzikanten. Zijn vader was een verdienstelijk zanger en violist die het talent van zijn zoon had herkend maar zijn glorieperiode niet zou meemaken door een alcoholverslaving. De familie had een zeer groot moreel bewustzijn met een sterk ontwikkeld ideaalbeeld waaraan iedereen moest voldoen, dat je kon terugbrengen tot betovergrootmoeder Josephine. Deze geëmancipeerde vrouw, die haar tijd ver vooruit was en daarvoor op de brandstapel terecht kwam, een tragedie die alle Beethovens met zich meedroegen, en die ook verklaarde dat de Beethovens zelden andere mensen vertrouwden, al zeker in zaken niet. Dat verklaart ook de bijna paranoïde relatie die Beethoven met geld had. Hij had altijd het gevoel dat hij werd bedrogen.

Deze absurde hoge standaard zou heel wat vrienden zuur opbreken – omdat Beethoven vond dat er bijna niemand voldeed, al zeker niet de muzikanten die zijn werk vertolkten waar hij meer dan eens met minachting op reageerde. Maar ook zijn neef Karl, over wie hij de voogdij had, zou sterven aan een alcoholverslaving omdat Beethoven hem absurd hoge eisen stelde. ‘De jongen moest kunstenaar of wetenschapper worden want dit was de enige weg om niet in het gewone te verzanden.’

‘Beethoven is het prototype van het chaotische genie, een onverzorgde Einstein’

Hij was de voorloper van de zelfbewuste vrijdenker, die zou verheerlijkt worden in de Romantiek.Terwijl Bach en ook in mindere mate Haydn en Mozart zich nog lieten leiden door de aristocratie en de clerus, was Beethoven de eerste echte onafhankelijke freelancer- hij had geen vaste positie maar verdiende zijn geld met opdrachten en de verkoop van zijn composities -die niet boog voor de goegemeente. In een beruchte uitbarsting uit 1806 riep hij uit tegen Prins Lichonowsky: ‘Prins, wie u bent, bent u door toeval en geboorte. Wie ik ben, ben ik dankzij mezelf. Prinsen …. zullen er nog duizenden zijn. Er is echter maar één Beethoven.’

Hij dweepte met de grote filosofen zoals Kant en de grote Griekse en Romeinse denkers – volgens Beethoven moest elke kunstenaar die dit niet tot zich nam zich schamen- maar ook de grote theatermakers zoals Schiller en Shakespeare beroerden hem. Hoewel hij enkel de lagere school afmaakte, was hij een fanatiek student die voor elke nieuwe discipline die hij moest leren –van opera tot symfonie- zich verdiepte in de meesterwerken van de oudheid en lessen nam tot hij het onder de knie had.

Natuurlijk komt Caeyers ook even terug op zijn imago. Beethoven is het prototype van het chaotische genie, een onverzorgde Einstein als het ware, en dit cliché klopt ook. Hij was tamelijk klein, gedrongen en gespierd, en liep wat voorovergebogen door de straten van Wenen, soms onherkenbare klanken neuriënd, terwijl hij met een groot potlood hiëroglifische aanduidingen maakte in een schriftje. Dit draagt allemaal bij tot de mythe van Beethoven, die 250 jaar na zijn geboorte nog springlevend is.

Het leven van Beethoven in drie bewegingen

Een symfonie bevat vier bewegingen, maar het leven van Beethoven kun je best in drie blokken indelen: van zijn geboorte in 1770 tot het Heiligenstädtertestament in 1801, zijn meest creatieve periode tot 1812 waar de ene symfonie de andere opvolgde en vervolgens een derde periode tot zijn dood in 1827 waarin hij zich in zijn eigen wereld terugtrok omdat zijn doofheid hem isoleerde en hij volgens de kenners muzikaal toch nog veel van zijn beste werk maakte. Het lijkt wel of dit isolement hem toeliet om zich zuiver te concentreren op zijn werk.

Beweging één: van componerende pianist tot pianolerende componist

Beethoven leerde het vak in Bonn, van een groep leermeesters van wie Christian Neefe de belangrijkste was. Al zeer jong riep zijn vader uit ‘dat de nieuwe Mozart was opgestaan!’. Hij verschilde van hem door zijn onstuimig en expressief pianospel dat schril afstak tegen de gestileerde en ritmisch perfecte pareltjes van Mozart. Hij trok in 1792 naar Wenen, waar op dat moment een fin-de-sièclesfeer heerste. Het was nog altijd de aristocratie die er de plak zwaaide maar tijdens het leven van Beethoven zou de geopolitieke situatie grondig veranderen. De Fransen bezetten Wenen in het begin van de 19de eeuw en in 1815 zou Beethoven zijn enige opera Fidelio spelen tijdens het Congres Van Wenen, waar Europa werd heringedeeld na de nederlaag van de Fransen in Waterloo.

In die tijd componeerde hij voornamelijk pianosonates en evolueerde hij stilaan van een componerende pianist naar een pianospelende componist.

Zijn werklust was toen al fenomenaal. Hij slaagde er alsmaar meer in om het impulsieve in zijn improvisaties te combineren met de definitieve structuur van een compositie, dat allemaal in zijn zelfverklaarde ‘labarotorium artificiosum’ –een soort virtuele spirituele ruimte eerder dan een materiële. Aan het einde van die eerste periode creëerde hij ook zijn Eerste symfonie. We kunnen het ons amper voorstellen, maar in die tijd was het nog normaal dat je de tickets voor een concert moest ophalen bij de componist thuis, die vervolgens de dag voor de première zélf de plaatsen moest aanduiden in de theaterzaal!

In 1802 trekt Beethoven op retraite naar Heiligenstadt. Hij begon steeds meer last te krijgen van suizende oren –een gevolg van een slecht verzorgde vlektyfus die hij opliep in 1796- en stelde zich existentiële vragen. Hij, die de grootste muzikant van de wereld wilde worden, was op weg om hardhorend te worden. Hij schreef zijn emoties af in het Heiligenstädtertestament-een relikwie voor Beethovenaficionados, zoals de Bijbel is voor christenen. Daarin nam hij zich voor om deze uitdaging aan te gaan en zich meer dan ooit te concentreren op zijn muziek.

Beweging twee: het creatieve summum

Die hernieuwde energie leidde de volgende jaren – van 1802 tot 1812- tot een rits van meesterwerken waaronder één opera , één oratorium, één mis, drie theaterproducties, zeven symfonieën, vijf concerto’s, en ga zo maar even door. Een anekdote illustreert de buitengewone creativiteit die Beethoven die jaren toonde. Op 22 december 1808 –nog een van die ‘heilige’ dagen – speelde in een ijskoud Theater an der Wien een half verkleumd orkest -dat amper de tijd gehad om te repeteren- achtereenvolgens het oratorium Christus am Ölberge, de schitterende vijfde symfonie, de zesde symfonie –beter gekend vandaag als de Pastorale-en nog een pianoconcerto. Het is alsof The Beatles op één avond zo goed als al de albums uit hun repertoire zouden lossen, gespeeld door een aantal andere artiesten die slechts één keer mochten repeteren, en dit voor een publiek dat zit te bibberen van de kou.

Beethoven had ook een methodische componeeraanpak gevonden die vanaf dan voor alle componisten in zijn kielzog de standaard zou worden. Volgt u even mee. Eerst bepaalde hij het genre (sonate, strijkkwartet, symfonie, opera …), vervolgens de bezetting (viool, strijkkwartet …) en de toonaard (majeur, mineur …). Dan bepaalde hij de grote lijnen in de structuur en de onderlinge proporties om tot slot de melodische en ritmische verdieping vast te leggen zoals harmonie, contrapunt en orkestratie. Hij was een construerende componist, in tegenstelling tot Mozart die eerder op intuïtie componeerde.

Beweging drie: de eenzame weg

Paradoxaal genoeg zou hij vanaf 1813 nog populairder worden, hoewel hij zich meer en meer terugtrok omdat zijn gehoor achteruitging. Hij componeerde immers, ter ere van de overwinning van de Engelsen op de Fransen het bombastische lawaaistuk Wellington Sieg waarover hij noteerde in zijn dagboek: ‘De kans dat men mooiere muziek componeert wanneer men voor het grote publiek schrijft, is even groot als wanneer men snel schrijft!’. Hij besefte meer dan ooit dat zijn muziek slechts door enkelen kon worden geapprecieerd en dat de bevolking -die wat ironisch ‘biedermeiers’ werden genoemd, wat wijst op het wat slaafse conservatieve gedrag van een groot deel van de Weense bevolking- eigenlijk liever hield van oppervlakkige tijdsbesteding. Hij zou vanaf dan meer dan ooit zijn eigen richting gaan.

Tussen 1813 en 1827 componeerde hij nog heel wat meesterwerken  waaronder het befaamde Missa Solemnis, de Hammerklaviersonate -een diabolische en extreme pianosonate, zijn late strijkkwartetten en natuurlijk de Negende symfonie, een chef d’oeuvre waar later zo veel is mee gesold, een beetje ‘zoals de koektrommelglimlach van Mona Lisa’, dixit Debussy. Een passage uit die symfonie is vandaag het volkslied van de Europese Unie.

De relevantie van zijn laatste werken voor de toekomstige Westerse klassieke muziek zou alleen nog maar toenemen. De laatste grote klassieke componist Igor Stravinsky beoordeelde zijn allerlaatste strijkkwartetten als volgt: ‘Deze muziek is absoluut hedendaags. Zij zal modern blijven tot het einde der tijden … Het is zuiver horizontale muziek, mijn absolute lievelingsmuziek.’

‘Plauditi Amici, Comedia Finita Est’ waren van zijn laatste woorden op zijn sterfbed. En wat een vertoning is het geweest.

Andere delen

Deel 1: Bruce Springsteen ‘Born to Run’ uit 2016

Deel 2: Elton John ‘Ik’ uit 2018

Deel 3: Olivier Todd ‘Jacques Brel, een leven’ uit 2018

Deel 4: Robert Hillburn ‘Paul Simon, de biografie’ uit 2018

Deel 5: Jan Caeyers ‘Beethoven’ uit 2019

Meer premium artikelen
Meer

Ontvang de Business AM nieuwsbrieven

De wereld verandert snel en voor je het weet, hol je achter de feiten aan. Wees mee met verandering, wees mee met Business AM. Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en houd de vinger aan de pols.