Morgen tien jaar geleden – op 11 maart 2011 – werd Japan door een zware aardbeving en tsunami getroffen. De ramp had desastreuze gevolgen, onder meer omdat ook de kerncentrale Daiichi in Fukushima – beheerd door het Japanse elektriciteitsbedrijf Tepco – door de tsunami bijzonder zwaar werd beschadigd. De vernieling van drie reactoren van de centrale confronteerde de wereld bruusk met de risico’s van de nucleaire energie. Van die schok heeft de wereldwijde kernenergie zich nooit meer hersteld.
Ook vandaag blijven er veel twijfels over de toekomstmogelijkheden van de sector. Sommige landen hebben beslist van kernenergie af te stappen, andere plannen daarentegen bijkomende investeringen.
Tsjernobil en Three Mile Island
Kernenergie is momenteel verantwoordelijk voor 10 procent van de elektriciteitsproductie in de wereld, tegenover een aandeel van 17,5 procent tien jaar geleden. ‘Ook voor de ramp in Fukushima was de kernenergie al een sector die wereldwijd in ernstige crisis verkeerde,’ benadrukt nucleair analist Mycle Schneider echter.
De ontploffing van de kerncentrale van Tsjernobyl in de Sovjet-Unie en het ongeval op de nucleaire site van Three Mile Island in de Verenigde Staten hadden immers eerder al de kwetsbaarheid van de sector aangetoond. In Harrisburg kon echter een ramp worden vermeden, terwijl de ontploffing in Tsjernobyl wereldwijd vooral aan een verouderde technologie en een inferieur beheer werd toegeschreven. Niemand had echter verwacht dat ook in het hoogtechnologische Japan een dergelijke ramp kon gebeuren.
‘Fukushima heeft de crisis in de sector aanzienlijk verergerd,’ betoogt Mycle Schneider dan ook. ‘De hoge bouwkosten en bekommernissen over de veiligheid hebben de belangstelling in de nucleaire technologie sterk doen afnemen.’
Op het ogenblik van de ramp in Fukushima waren er wereldwijd 429 kernreactoren operationeel. Vandaag zijn er nog 412 eenheden in dienst. De energieproductie is echter wel toegenomen. Vorig jaar beschikte het wereldwijde nucleaire arsenaal over een vermogen van 367,1 gigawatt, tegenover 365,1 gigawatt tien jaar geleden. Nieuwe reactoren hebben meestal een groter vermogen dan de eerdere generaties. Een aantal oudere installaties werd bovendien opgewaardeerd.
Verdeeld
In sommige landen is kernenergie echter geen optie meer. Na de ramp in Japan besloot Duitsland zijn kernenergie volledig af te bouwen. Volgend jaar wordt de laatste Duitse nucleaire centrale uit dienst genomen. ‘België en Zwitserland zijn eveneens van plan om de opwekking van kernenergie geleidelijk aan stop te zetten,’ aldus Schneider. ‘Andere landen hebben echter nog groeiplannen.’
‘China gaat daarin voorop. Het voorbije decennium werd wereldwijd aan de bouw van 57 reactoren gewerkt. Bijna de helft van die bouwwerven – 25 sites – was in China gesitueerd. Maar zelfs de nucleaire plannen van China zijn door Fukushima beïnvloed. De uitbreiding van de Chinese kernenergie verloopt immers beduidend trager dan oorspronkelijk was gepland.’
Ook Bangladesh, Wit-Rusland, de Verenigde Arabische Emiraten en Turkije hebben inmiddels nucleaire projecten op het getouw gezet. Polen ziet in atoomkracht eveneens een middel om zijn afhankelijkheid van de vervuilende steenkoolcentrales te verminderen.
Naast een bezorgdheid over de veiligheid van de kerncentrales en de vragen over het beheer van het nucleaire afval, wordt de sector ook nog met de toenemende concurrentie van de hernieuwbare energiebronnen, die steeds meer betaalbaar worden, geconfronteerd.
‘Fukushima dwong de nucleaire industrie om nieuwe veiligheidsmaatregelen te nemen, waardoor de kosten van de sector het voorbije decennium met een derde zijn gestegen,’ betogen analisten van de bank Lazard. ‘Daarentegen zijn de kosten voor windenergie en zonnekracht tijdens diezelfde periode met respectievelijk 70 procent en 90 procent gedaald.’
Voorstanders van kernenergie merken wel op dat ook de nucleaire sector weinig koolstofdioxide uitstoot. ‘Om wereldwijd een duurzame energiesector te creëren, is de inzet van een reeks technologieën, waaronder kerncentrales, noodzakelijk,’ betoogde het International Energy Agency (IEA) al.
Onzekere toekomst
De toekomst van kernenergie blijft echter onzeker. Dat blijkt ook uit ramingen van het International Atomic Energy Agency (IAEA). ‘Indien de sector zich verder optimaal kan ontwikkelen, zou de capaciteit van de kernenergie tegen het midden van deze eeuw wereldwijd met 82 procent kunnen oplopen,’ luidt het daar. ‘Indien echter eerder aan een afbouw van de capaciteit wordt gedacht, kan er over diezelfde periode sprake zijn van een terugval met 7 procent.’
De nucleaire industrie richt zich momenteel op het gebruik van kleine modulaire reactoren. De onderdelen van die centrales kunnen vooraf op industriële sites worden vervaardigd en vervolgens op de locatie van de nieuwe centrale worden geassembleerd.
Deze modulaire centrales hebben een vermogen van ongeveer 300 megawatt, tegenover meer dan 1 gigawatt voor conventionele kernreactoren. Rusland is al met de productie van dit type reactoren gestart. Ook de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië hebben al interesse in de technologie getoond.
Verschillende landen ontwikkelen bovendien reactoren van de vierde generatie, die minder nucleair afval zouden produceren. De sector hoopt bovendien ook nog altijd dat kernfusie een veilig alternatief voor kernsplitsing kan worden.