Nucleaire krachtbronnen zijn de enige brandstof die een dramatische opwarming van het klimaat kunnen voorkomen en toch voldoende energie kunnen leveren om de wereldwijde economie en de groei van opkomende naties te ondersteunen. Die boodschap staat in het boek ‘A Bright Future: How Some Countries Have Solved Climate Change and the Rest Can Follow’ van de auteurs Joshua S. Goldstein en Staffan A. Qvist. Zij merken daarbij op dat mathematisch onomstotelijk kan worden bewezen dat de nucleaire sector het enige antwoord is dat de wereld kan helpen met een aantal cruciale problemen om te gaan.
“Klimaatwetenschappers vertellen dat de wereld de inzet van fossiele brandstoffen de volgende dertig jaar drastisch moet verminderen om een massale milieucatastrofe te voorkomen,” zeggen Goldstein en Qvist. “Tegenwoordig is meer dan 80 procent van de wereldwijde energie afkomstig van fossiele brandstoffen. De groei van de opkomende markten zal dat verbruik nog opdrijven.”
“Een grotere energie-efficiëntie kan een gedeelte van de druk opvangen, maar dat zal lang niet voldoende zijn om de groeiende vraag te compenseren. Om de wereld binnen een periode van drie decennia te decarboniseren, zou men elk jaar ongeveer 3,3 biljoen kilowattuur duurzame energie moeten installeren.”
Anderhalve eeuw
“Zonnekracht en windenergie zullen niet voldoende zijn om die doelstellingen te behalen,” betogen de auteurs. “Zelfs met de grootste inspanningen zouden die bronnen bijna anderhalve eeuw nodig hebben om een decarbonisering te realiseren. Maar zelfs dan zouden er nog enkele problemen blijven bestaan.”
“Deze bronnen zijn immers geen directe vervanging voor steenkool en gas. Wanneer de zon niet schijnt of de wind niet waait, wordt er weinig of geen energie verzameld. Anderzijds wordt de energie soms verspild omdat er geen efficiënte opslag mogelijk is. Deze krachtbronnen zouden bovendien ook grote oppervlaktes landbouwgrond en bos vernietigen.”
“De wereld heeft nood aan een uitstootarme bron van elektriciteit die snel op grote schaal kan worden opgestart en onafgebroken productie kan garanderen, ongeacht de weersomstandigheden en zonder de gebruikte oppervlaktes uit te breiden,” voeren Goldstein en Qvist aan. “Kernenergie voldoet aan al deze eisen.”
“Toen Zweden en Frankrijk in de jaren zeventig en tachtig van de voorbije eeuw fossiele brandstoffen door kernenergie vervingen, konden ze hun capaciteit aan elektriciteit veel sneller uitbreiden dan Duitsland recent met behulp van hernieuwbare bronnen heeft kunnen doen. Zweden kon de uitstoot van broeikasgassen drastisch terugschroeven. In Frankrijk is elektriciteit veel goedkoper dan in Duitsland.”
Tsjernobyl
“Het verzet tegen kernenergie is niet gebaseerd op harde feiten, maar wordt gevoed door een irrationele fobie voor radioactieve straling,” zeggen de auteurs. “In werkelijkheid is kernenergie verreweg de veiligste vorm van energie, vooral in vergelijking met steenkool, die door luchtvervuiling nog steeds honderdduizenden vroegtijdige overlijdens per jaar veroorzaakt.”
“Meer dan zes decennia kernenergie heeft slechts tot één ongeval met fatale afloop geleid. De explosie van een reactor in de kerncentrale van Tsjernobyl in Oekraïne in het midden van de jaren tachtig leidde tot een zestigtal directe sterfgevallen. In de loop van de volgende decennia zou door straling nog een aanzienlijk aantal slachtoffers worden gemaakt.”
“Dat is een ernstig ongeluk, maar andere industriële ongevallen hadden veel zwaardere gevolgen,” betogen Goldstein en Qvist. “Een ongeval met een waterkrachtcentrale in China eiste in het midden van de jaren zeventig tienduizenden slachtoffers. Een gaswolk door de ontploffing in een fabriek van Union Carbide in de Indiase stad Bhopal zou naar schatting in totaal vijftienduizend overlijdens hebben veroorzaakt. Toch hebben deze rampen niet geleid tot een stigmatisering van een volledige industrie.
“Bij de ongevallen in de kerncentrales van Three Mile Island en Fukushima vielen geen doden. Ook in zijn dagelijks leven wordt de mens aan straling blootgesteld, zonder daarvan een schadelijke invloed te ondervinden.”
Afval
Ook het probleem van het kernafval wordt volgens Goldstein en Qvist fel overdreven. “Het afval dat met kernenergie voor het levenslange elektriciteitsverbruik van één persoon wordt geproduceerd, kan in één drankenblik worden opgeslagen,” zeggen ze. “Dat afval wordt bovendien opgeslagen in betonnen vaten die honderd jaar veiligheid tegen straling garanderen. Daarna kan het afval in modernere reactoren worden verbrand of permanent worden begraven. De bezwaren die tegen kernenergie worden aangevoerd, zijn afkomstig van hypes en hebben geen enkel verband met de reële risico’s van de klimaatverandering.”
“Moderne kernenergie kan ook op het gebied van prijs concurreren met vervuilende brandstoffen,” benadrukken de auteurs nog. “Dat wordt onder meer in Zuid-Korea aangetoond. Een hypergereguleerde omgeving heeft daarentegen in Noord-Amerika en Europa geleid tot aanzienlijke kostenoverschrijdingen en vertragingen. In de toekomst kunnen echter wereldwijd met gestandaardiseerde ontwerpen bij bedrijven en andere instellingen jaarlijks honderden reactoren worden gebouwd, waardoor op een prijsvriendelijke manier kan worden voldaan aan de grote vraag naar zuivere energie.”
“Kernenergie biedt de mensheid het enige levensvatbare pad om een klimaatcatastrofe te stoppen, terwijl armere naties de nodige energie krijgen om hun groei te ondersteunen,” besluiten Goldstein en Qvist. “Kernenergie is de enige strategie die een zinvol antwoord biedt.”