Is inflatie goed of slecht?

Steeds meer analisten en economen beweren dat het antwoord op de crisis vanuit inflationaire hoek moet komen. Inflatie bevoordeelt schuldenaars tegenover schuldeisers, waardoor hogere inflatie hypotheekhouders uit de penarie helpt en de economie aanzwengelt. Michael Hiltzik geeft een overzicht op de website van de LA Times.

De lokroep van inflatie beperkt zich niet langer tot de kringen van progressieve economen als Paul Krugman en James K. Galbraith: zelfs de Wall Street Journal en het Milken Institute zijn aanhangers van inflatie als ultieme redmiddel.

De centrale aantrekkingskracht van inflatie is dat het voordelig is voor schuldenaars. Als iemand, zoals bijvoorbeeld hypotheekhouders of de staat, hevig in de schulden zit en jaarlijks een vaste hoeveelheid interest moet betalen, betekent hogere inflatie dat de reële last van die schuld daalt.

De keerzijde van de medaille is natuurlijk dat schuldeisers betaald worden in een valuta waarvan de reële waarde lager is dan wat oorspronkelijk geleend werd, dat prijzen stijgen en de koopkracht van de munteenheid daalt – een feit dat volgens sommigen als diefstal wordt omschreven en de armeren in de samenleving disproportioneel hard treft.

Gezien de schuldenproblematiek in de VS en Europa lijkt inflatie voor velen een reddingsmiddel. Economen als Menzie Chinn hameren op “het belang van het verkleinen van de schuldcontracten” in de context van het aanzwengelen van de economische groei.

Inflatie wordt door Chinn, en anderen, als alternatief voor besparingen opgeworpen. Besparingen treffen de werkende klasse en bevoordelen de rijke schuldeisers, zeggen inflatiepredikers. Inflatie zou de ‘bankiers’ treffen en de arme schuldenaars uit de nood helpen.

Natuurlijk is het plan niet om inflatie onbeperkt te laten stijgen: de meesten raden een ‘tijdelijke’ stijging van de inflatietargets van de centrale banken aan, van de gebruikelijke 2% naar 4 tot 6% (wat echter vrij weinig betekent aangezien elke hyperinflatie in de geschiedenis begon met zo’n ‘tijdelijke’ uitbreiding van de geldvoorraad).

Sommigen willen het inflatiebeleid koppelen aan de werkloosheidsgraad, ogenschijnlijk in een poging om de Phillipscurve opnieuw uit de kast te halen ondanks de stagflatie van de jaren 1970.

Hiltzik interpreteert de geschiedenis van de Grote Depressie en de naoorlogse heropbloei van de Amerikaanse economie als een argument voor hogere inflatietargets: Roosevelt zou, met wisselend succes, de Depressie met inflatie bevochten hebben en een vijfde van de schuldenreductie in de tien jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog zou te danken zijn aan inflatie.

Hoe dan ook, het debat over inflatie is al volop bezig en zal over de komende maanden verder oplaaien. Argumenten over wie wint en wie verliest bij inflatie, sommige intellectueel eerlijker dan andere, zullen heen de politieke arena beheersen.

Dit debat dreigt bitter te worden : voor de ene is inflatie immers de wonderoplossing zonder dewelke de economie ten dode is opgeschreven, voor de ander een gevaarlijk spel waarbij het spaargeld van de bevolking als politieke speelbal wordt misbruikt.

Meer