De uitspraken van de Brusselse PS-kopman Laaouej vorige week waren een nieuw dieptepunt in het al veel te lang aanslepende slechte politieke toneel in onze hoofdstad. In de rest van het land wordt nog amper opgekeken van de politieke spelletjes in Brussel. Daarbij wordt nogal eens vlot vergeten dat Brussel een essentieel deel is van de Belgische economie. Brussel is goed voor 17 procent van de economische activiteit in ons land, en zelfs voor 21 procent van de private dienstverlening. In de hypothetische situatie waarbij we de regio’s als afzonderlijke entiteiten zouden beschouwen, is Brussel de belangrijkste afzetmarkt voor Vlaanderen (goed voor 15 procent van de Vlaamse ‘export’, en belangrijker dus dan de buurlanden) en de tweede belangrijkste afzetmarkt voor Wallonië (18 procent).
Tegelijkertijd laten we in Brussel ook heel wat economisch potentieel liggen. Brussel is dan wel goed voor 17 procent van de economische activiteit in België, in andere Europese hoofdsteden bedraagt dat aandeel gemiddeld 28 procent. De Brusselse economie groeide de voorbije 25 jaar met minder dan 1 procent per jaar, duidelijk trager dan de Vlaamse (1,8 procent) en de Waalse (1,5 procent). En trouwens ook gevoelig trager dan de meeste andere Europese hoofdsteden.

Moeilijke vooruitzichten
Ook de vooruitzichten voor de groei op iets langere termijn zijn niet meteen rooskleurig. Economische activiteit wordt in essentie bepaald door twee factoren: hoeveel mensen werken er en hoeveel output leveren die per hoofd. Die eerste factor is de werkgelegenheid, de tweede is de productiviteit. De groei van die productiviteit is de voorbije jaren in Brussel nagenoeg stilgevallen. Dat is een breder probleem in heel onze economie, en allicht de grootste bedreiging van ons groeipotentieel op lange termijn, en dus van onze toekomstige welvaart.
Daarnaast blijft de arbeidsmarkt in Brussel een moeilijk verhaal. En daar komt de komende jaren ook nog een opmerkelijke demografische transitie bovenop. Terwijl de bevolking op actieve leeftijd de voorbije 25 jaar vrij spectaculair toenam (met 1,3 procent per jaar), zal die de komende decennia krimpen (met 0,2 procent per jaar in 2025-2070). Dat komt bovenop een pendelstroom die de voorbije jaren weg van Brussel evolueert. Brussel heeft uiteraard nog een groot arbeidspotentieel, geïllustreerd door de nog altijd erg lage werkgelegenheidsgraad (63,8 procent eind 2024, bij de laagste van de Europese regio’s). Maar dat arbeidspotentieel blijkt niet meteen vlot inzetbaar. En de demografische verschuivingen zullen de komende jaren toch geleidelijk de dynamiek op de arbeidsmarkt beïnvloeden.
Onhoudbare budgettaire situatie
Gezien de recente uitspraken van hun kopman Laaouej lijkt de Brusselse PS zich geen al te grote zorgen te maken over de toestand van de overheidsfinanciën in de hoofdstad, maar die houding is (op z’n zachtst gezegd) misplaatst. Het tekort op de Brusselse begroting loopt op tot zo’n 30 procent van de inkomsten. En daar komt straks nog de budgettaire impact van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd bovenop. Ter vergelijking: volgens die indicator zit het federale niveau vandaag op een tekort van 13 procent. Het hoge tekort in Brussel impliceert ook een snel toenemende overheidsschuld. Die is vlot op weg naar 200 procent van de inkomsten, en blijft zonder ernstige ingrepen snel verder oplopen.
Zonder hervorming van de financiering van Brussel (weinig waarschijnlijk), doortastende besparingen en/of veel sterke economische groei is de Brusselse budgettaire situatie uitzichtloos. Extra belastinginkomsten zijn geen mirakeloplossing in een situatie waarbij bedrijven in de hoofdstad al zwaarder belast worden dan in de rand.
Onaanvaardbare omstandigheden
De combinatie van magere economische groei, weinig efficiënte inzet van publieke middelen en grote groepen van de bevolking die niet geactiveerd raken op de arbeidsmarkt leidt ondertussen tot onaanvaardbare situaties. In 2024 liep 37 procent van de Brusselaars het risico op armoede of sociale uitsluiting, het vierde hoogste van alle Europese regio’s. Dat armoederisico is ook met voorsprong het hoogste van alle hoofdsteden in Europa, dus het is meer dan een louter hoofdstedelijk probleem.

Daarnaast is het veiligheidsprobleem in Brussel de voorbije maanden extra in de verf gezet door een reeks opmerkelijke drugsgerelateerde geweldsdelicten, maar er is al langer een probleem op dat vlak. In internationale vergelijkingen qua diefstal, inbraak, overvallen, lichamelijk geweld en moord in 2022 stond Brussel telkens in de top vier onder de Europese hoofdsteden. Er is dus al veel langer een ernstig veiligheidsprobleem in Brussel.

Die armoede- en veiligheidsproblemen ondermijnen het economisch potentieel van Brussel. En de zwakkere economische situatie is vervolgens een voedingsbodem voor nog bijkomende problemen. Op die manier zit de hoofdstad in een vicieuze cirkel.
Nood aan ernstig beleid
Tegen die achtergrond is het slechte politieke schouwspel van de voorbije maanden in Brussel ronduit wraakroepend. We laten in onze hoofdstad enorm veel economisch potentieel liggen. Dat is uiteraard nefast voor de Brusselaars zelf, maar straalt ook negatief af op onze hele economie. Brussel heeft dringend nood aan ernstig beleid dat focust op het verzekeren van de veiligheid, efficiënter beleid, het verbeteren van de publieke infrastructuur, het beperken van de congestie, en vooral op het versterken van de economie. Dat laatste vereist vooral een meer ondernemingsvriendelijk klimaat.
Vandaag worden bedrijven eerder weggepest uit de stad, wat de neerwaartse dynamiek nog dreigt te versnellen. De toekomst van Brussel ligt in een stad die ondernemen aanmoedigt en faciliteert, wat voor meer economische activiteit en meer welvaart zal zorgen. Zo’n sterkere economische basis is ook essentieel om enige realistische kans te maken om de overheidsfinanciën terug op orde te krijgen. Dat de Brusselse politiek vandaag rondjes blijft draaien in doorzichtige politieke spelletjes is een schande met dramatische gevolgen voor het toekomstig potentieel van onze hoofdstad.
Bart Van Craeynest
Hoofdeconoom bij Voka en auteur van ‘België kan beter’