Dertig jaar voor opeenvolgende oorlogen Irak terugbrachten naar het jaar nul, keek Latif Al Ani (87) door de lens van zijn Rolleiflex-camera naar het land. Het waren de gouden jaren. Maar wat eens zo veelbelovend leek, werd uiteindelijk een tragische geschiedenis. In de tengere gestalte van deze vriendelijke man is de historiek van een heel land af te lezen.
In Amsterdam kijkt Latif Al Ani (geboren in Bagdad, 1932) vanuit het raam naar de drukte bij zijn hotel aan de Dam. In 2015 kreeg hij hier uit de handen van koning Willem-Alexander de Prins Claus Prijs, een hoge onderscheiding die jaarlijks uitgereikt wordt door de koninklijke familie van Nederland.

‘De koning vroeg me toen of het de eerste keer was dat ik naar Amsterdam kwam. ‘Nee,’ zei ik, ‘dat was in 1964.’ ‘Oei,’ zei de koning, ‘dat was nog voor ik geboren was.’
Hij lacht. Zijn kuchje verraadt een roker. Hij haalt de schouders op: ‘Amsterdam in 1964 … Ik betaalde toen in een restaurant met Iraakse dinars. Die namen ze zonder opmerkingen aan, en ze gaven me het wisselgeld in guldens.’
Zo ging het zestig jaar geleden, toen Iraaks geld nog iets waard was. Oliegeld. Zéér gewild.
‘Vandaag zijn dinars niks meer waard’, zucht de fotograaf. ‘In 2003, na de inval van de Amerikanen, drukten ze er weer massa’s nieuwe. Op die van 25.000 dinar zetten ze toen één van mijn foto’s, die van een Koerdisch meisje uit Mosul. Zonder het mij te vragen. Ik heb dus nog geld van de Amerikanen tegoed! (brede grijns)’

Latif Al Ani was de eerste die het kosmopolitische leven van het bloeiende Irak van de jaren vijftig tot zeventig vastlegde op beeld. Zijn unieke zwart-witfoto’s vormen het visuele geheugen van een land tijdens zijn gouden jaren. Al Ani toonde de levendige Iraakse cultuur in al haar overdaad en complexiteit. Hij documenteerde het steeds meer westers wordende alledaagse leven, de politieke cultuur en de industrie, en maakte luchtfoto’s van Bagdad in opdracht van een Britse oliemaatschappij. Hij liet zien hoe het ongeduldige Irak destijds de sprong naar moderniteit leek te combineren met zijn eeuwenoude tradities.
Onder het onderdrukkende regime van Saddam Hoessein werd Al Ani verplicht te stoppen met fotograferen. Voor zijn veiligheid diende hij Irak te verlaten en lange tijd bleef het stil rond de fotograaf.
‘Wanneer precies ging u in Irak weg?’, vraag ik hem. Het antwoord is gedecideerd. ‘Ik ben nog altijd in Irak! In mijn hoofd en in mijn hart ging ik er nooit weg.’

Maar de lof die hij op de Biënnale van Venetië kreeg – twee ondernemende Vlamingen kochten er in 2015 zijn volledige expositie op – en de Prins Claus Prijs gaven hem de moed en de kracht om nog eens fysiek terug te gaan. De gelauwerde Koerdische filmdirecteur Sahim Omar Kalifa, die geboren is in Iraaks Koerdistan maar zijn opleiding tot filmregisseur genoot in België, gaat straks met hem mee voor de opnames.
‘Ik wil mijn landgenoten een wereld laten zien die ze vaak nooit gekend hebben’, zegt Al Ani. ‘Op dit moment loopt er van mij tot eind december nog een tentoonstelling in Dubai. Bezoekers, ook Irakezen, kunnen amper geloven dat die wereld ooit bestaan heeft.’
In de figuur van de gentleman-fotograaf weerspiegelt zich de turbulente geschiedenis van het land, want Al Ani is vrijwel even oud als de staat Irak. Hij kende Irak als een koninkrijk. Hij ervoer de Britse invloed op Irak. Hij maakte de revolutie mee en de moord op koning Faisal. Hij zag de opkomst van de Ba’ath-partij en zijn despotische leider Saddam. Hij maakte de acht jaar durende oorlog tussen Irak en Iran mee, en de genocide op de Koerden, door Saddam. Hij kon zien wat de Eerste en de Tweede Golfoorlog aanrichtten en moest de opkomst van ISIS en de gevolgen voor Irak aanschouwen. Uit de tengere gestalte van deze vriendelijke man is de historiek van een heel land af te lezen. Maar wat eens zo veelbelovend leek, werd uiteindelijk neergeschreven als een tragische, in bloed gedrenkte geschiedenis.

In Amsterdam kijkt Latif Al Ani nog altijd naar het verkeer. Een beetje afwezig herhaalt hij de vraag: ‘Wanneer ik voor het eerst in The States was? In 1963. Toen geloofde ik nog dat Irak ook zo zou worden. Al die auto’s. Ik zag ze in Irak ook. Wij zouden beter worden dan alle andere landen.’
In eigen land maakte hij toen foto’s voor het ministerie. Over de vooruitgang van Irak. En later voor een Britse oliemaatschappij.
‘Ik maakte meer dan honderdduizend foto’s. En ik hield er een archief van bij, omdat ik voelde dat mijn land constant veranderde. Mijn archief moest een erfgoed worden voor de volgende generaties.’
Van dat enorme archief in Bagdad schieten vandaag nog de amper tweeduizend foto’s uit Latifs privécollectie over. ‘De rest is gestolen tijdens de Golfoorlog.’
Fotografeert hij vandaag nog? Zal hij foto’s nemen als hij straks teruggaat naar Irak? ‘Nee. Genoeg is genoeg. In Irak is niks moois meer om te fotograferen.’
Documentairefilm
Productiehuis Las Belgas van producer Jurgen Buedts maakt op dit moment een documentairefilm over Latif Al Alani. ‘In 2020 reizen we daarvoor, samen met Latif en filmdirecteur Sahim Omar Kalifa, driemaal naar Irak’, legt Buedts uit. ‘De productie heet Iraq’s Invisible Beauty. Ik moest die man zijn verhaal gewoon verfilmen.’ Bekijk hier de trailer: www.iraqsinvisiblebeauty.com





