‘Een vrouw zonder hoofddoek is zoals een munt van 2 euro…’

De Europese rechters oordeelden dus dat werkgevers wel degelijk de hoofddoek mogen verbieden. Gegarandeerd goed voor tandengeknars. Maar de rechters spraken zich niet uit over de gevallen waarin de de hoofddoek geen vrije keuze is. Dat onderscheidt dit van de andere religieuze symbolen waarvoor zich geen zulke problemen voordoen. Velen beschouwen de hoofddoek en de boerka als een zuivere religieuze zaak. Die zouden vrijwillig gedragen worden. De werkelijkheid is minder eenduidig en minder mooi. Bij duizenden is het vrije keuze, of gewoonte, maar bij duizenden anderen is het sociale druk, dwang en soms zelfs geweld. Maar onze media en overheden negeren dat laatste nog.

De uitdaging van dit debat is meervoudig. Voor de ene gaat het om de religieuze vrijheden en de vrijheid van meningsuiting. Omwille daarvan zou er geen enkele beperking kunnen opgelegd worden aan al die vormen van islamitische kledij. Verder zou niet moeilijk doen over die kledij de integratie bevorderen. Dat is, vereenvoudigd en samengevat, de stelling van de politieke correcte zijde. Maar steeds meer burgers voelen op hun kousevoeten dat het niet zo eenvoudig is. Ik kan ze alleen maar gelijk geven. Al wie alle aanwijzingen, meningen van moslima’s en ernstige onderzoeken in overweging neemt, kan niet anders dan vaststelllen dat naast de moslima’s die een hoofddoek dragen uit vrije keuze ““ omdat ze dat als een religieuze praktijk beschouwen, of als een plicht, of uit culturele gewoonte of om zichzelf te identificeren als een moslima ““ er ook anderen zijn voor wie sociale druk, dwang of soms zelfs fysiek geweld een belangrijke en niet zelden doorslaggevende rol speelt. Deze ‘sceptici’ vrezen dat de invloed van vrije sluierdracht op de integratie en op het welzijn van ‘de moslima’s” en van alle andere vrouwen lang niet zo eenduidig is, of zelfs negatief.

Meningen versus feiten

De hoofddoek ligt in de oemma, de gemeenschap van alle moslims, duidelijk controversieel. Er zijn er die menen dat elke moslima er een moet dragen. Maar andere klagen over de sociale druk, de dwang en het gebeurlijke geweld waarmee die wordt opgelegd. Zie daarover ook het artikel met enkele vrouwelijke stemmen uit de oemma. Die sluier wordt door niet weinig moslima’s ervaren als middel tot, én symbool van de onderschikking van de vrouw. [Foto copyright: girlsaskguys.com]   Zo zegt Reem Abdel-Razek, een 21-jarige Egyptische blogster en vertaalster die nu woont en werkt in New York, in een interview door Valerie Tarico in Huffington Post 24/3/2014:

“Niet lang nadat ik op de leeftijd van tien (een hoofddoek) begon te dragen, haalden mijn ouders me uit de karateles, de voetbaltrainingen, de school toneelstukken, de jaarboek foto’s etc … Familieleden begon leren me hoe ik me verlegen, fragiel en dom moest gedragen.”

De reactie van de familie (zoveel jaren later) op het afwerpen van de hoofddoek:

“De eerste reactie was pure woede. Mijn tante belde en zei dat ik niet langer welkom was in haar huis, mijn vader zei dat ik niet langer zijn dochter en dat hij nooit zou zijn en nooit meer met mij in het openbaar gezien wou worden.”

De sceptici tegenover de hoofddoek wijzen ook op het argument van bepaalde moslims dat een vrouw zonder hoofddoek niet respectabel zou zijn. Zo zegt Hani Ramadan, Zwitser, kleinzoon van de stichter van de Moslimbroederschap, zoon van een erkende politieke vluchteling en broer van de populaire maar al even controversiële Tariq Ramadan, in marianne.net, 12/6/2016 (hier):

“Een vrouw is een parel in een schelp. Als men ze toont, veroorzaakt dat afgunst. Een vrouw zonder hoofddoek is zoals een munt van 2 euro, ze gaat van de hand van de ene in de hand van de andere”.

Op internet vindt men vlot gelijkaardige opinies van jonge in Europa wonende moslims. Alsof elke niet-gesluierde vrouw een slet of een halve hoer zou zijn. Als blijk van onwetendheid tegenover tegenover alle westerse én andere niet-islamitische culturen waar geen hoofddoek gedragen wordt kan het tellen. Maar hoe kan iemand met zulke overtuiging hier correct functioneren, met al die niet-gesluierde collega’s, buren, “¦? Het is een weinig verheffende visie, maar ze staat wel voor een fundamentele vraag, namelijk wat de positie van de vrouw is in onze, democratische maatschappij. Bepaalde (aarts)conservatieve moslims en islamisten zijn zo doordrenkt van de klassieke visie waarin de vrouw een ondergeschikte positie heeft, én zo onwetend over andere visies, dat ze niet beseffen hoe primitief en barbaars het is tegenover niet-moslims. Ze beseffen al evenmin welk geweld en onrechtvaardigheid dat tegenover de vrouw, moslima of niet, inhoudt. De vraag stelt zich dan hoe courant dat soort opinies zijn. Zijn ze niet marginaal en verwaarloosbaar? Mogen we ze daarom niet terzijde laten?

Wetenschappers over de feiten

Pech voor wie denkt er zich zo gemakkelijk vanaf te kunnen maken. Er zijn gewoon véél teveel incidenten, reportages (zoals ‘Femmes de la rue’), onderzoeken en vooral slachtoffers die aantonen dat de vrouw geen gelijk respect krijgt van te veel moslims én dat sommigen van hen dat zelfs in een democratische samenleving openlijk laten horen, én geregeld zelfs met geweld aan ‘hun’ én andere vrouwen proberen op te dringen. Het incident vorige zomer op Corsica was tekenend, maar lang geen alleenstaand geval. En nu de initiële opwinding voorbij is, kunnen de feiten spreken. De meervoudige en complexe betekenis van deze kledij, en dan meer specifiek van de hoofddoek, wordt nochtans bevestigd door ‘Muslim Life in Germany’. Dat is een relatief grootschalig Duits onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de landelijke organisatie van moslims. Dat leert het volgende over de redenen waarom volgens de ondervraagde moslima’s, waarvan een deel dus zelf geen hoofddoek draagt, de hoofddoek gedragen wordt: [Figuur: motieven voor moslima’s om een hoofddoek te dragen, Bron: ‘Muslim Life in Germany’, p. 197] Motieven voor sluierdracht waren niet het hoofdthema van dit onderzoek, verre van. Maar het levert wel enkele pertinente gegevens op. De religieuze motivatie domineert duidelijk. Dat is een vrijwillige motivatie, net zoals de wil om als moslima herkenbaar te zijn. Hoewel enkele moslima’s me al opmerkten dat dat nog niet zo evident is, gezien de sociale druk. Maar ook andere motieven, en daarbij ook niet-vrijwillige spelen een rol. Denk aan ‘Als bescherming tegen lastige mannen’ en ‘Geeft me een gevoel van veiligheid’. Verder zijn enkele keuzemogelijkheden te ruim om ze te kunnen beschouwen als enkel vrije wil, of als enkel onvrijwillige motivatie (zoals ‘Eis of vraag van …’). Maar alles samen vormen deze gegevens een bevestiging dat veel moslima’s de hoofddoek vrijwillig dragen, maar tegelijk ook een aanwijzing dat anderen daartoe onder zachte of harde druk gedwongen worden. Deze inschatting wordt ook bevestigd door een onderzoek van Ishac Diwan en Jeni Klugman. Zij onderzochten de sluierdracht in vooral islamitische landen (hier). Ze besluiten dat de religieuze motivatie domineert, maar dat ook directe en indirecte dwang een rol spelen. En vooral bij hoger geschoolde moslima’s speelt ook mee dat ze bijval voor de ‘politieke islam’ willen tonen. Maar al bij al dragen hoger geschoolde moslima’s de hoofddoek minder dan de anderen.

Het ligt dus niet zo eenvoudig

Deze bevindingen sluiten ook aan bij de al besproken duidelijke standpunten van bekende en minder bekende moslima’s. Een paar voorbeelden van de verschillende en niet altijd gelijkluidende meningen vindt u hier. Die onvrijwillige motieven waren ook de reden voor moslima’s om verenigingen zoals ‘Ni Putes, Ni Soumises’ op te richten.

Kortom, gebiedt de intellectuele eerlijkheid ons niet te erkennen dat de hoofddoek een complexe, meervoudige betekenis heeft? Die is deels religieus, deels cultureel, maar ook deels politiek (het werd voor islamisten een strijdvlag bij uitstek) én deels instrumenteel (middel om de onderschikking van de vrouw af te dwingen).

Echte dialoog vereist eerlijkheid en bescheidenheid

Voorstanders van vrije dracht van al die islamitische kledij weten nooit te verklaren hoe die moslims die menen dat een niet-gesluierde vrouw niet-respectabel is, dan correct kunnen samenleven met een grote niet-islamitische meerderheid. Maar is deze groep niet net verantwoordelijk voor een onevenredig groot deel van de grote en kleine incidenten op de werkvloer en tussen buren en gewoon op straat? Op basis van deze gegevens en overwegingen kunnen we spreken van méérdere problemen van openbare orde die veroorzaakt worden door de hoofddoek en de onderliggende doctrine en motieven. Die problemen treffen moslima’s, maar ook, in mindere mate, niet-islamitische vrouwen en verder ook, soms indirect, ex-moslims en nog wat andere groepen. Na decenialang stilzwijgen vanuit de islamitische gemeenschap, hoort die deze de feiten onder ogen te zien. Ze kan daarbij klare wijn schenken over die religieuze visie op de positie van de vrouw. Want wij mogen niet gedogen dat een religieuze regel ““ in werkelijkheid een vrije interpretatie van instructies uit de Koran ““ misbruikt zou worden om zo’n grote geweld én zulke hinderpalen voor vreedzaam samenleven te laten woekeren. Een rechtstaat verdraagt geen zulke particuliere regels. We mogen evenmin aanvaarden dat leiders van de oemma wel beweren dat ze die gelijke rechten ‘uiteraard’ respecteren, maar dat ze tegelijk stellen dat goede moslims de sharia horen te respecteren. De sharia miskent die gelijke rechten immers. Dat zal echter geen sinecure zijn gezien die religieuze rechtvaardiging en het gedrag van bepaalde moslims. Dat staat immers bol van misogyne en anti-democratische argumenten. Die rechtvaardiging is daarbij een reële en niet-verwaarloosbare aansporing tot geweld.

Overheden moeten verantwoordelijkheid opnemen

Suggereert dit niet enkele prioritaire opdrachten voor onze overheden? Horen deze problemen niet grondig onderzocht te worden? Want tot nog toe was dat een groot taboe in de academische wereld. Mede daardoor is het nog onvoldoende op zijn ware omvang en aard bekend. En moet daarna geen gepast beleid ontwikkeld worden? Waar ligt dan het evenwicht tussen enerzijds de bescherming van slachtoffers, van zwakkeren en van de openbare orde, en anderzijds de fundamentele vrijheden? Zolang dat geweld niet verdwijnt, lijken selectieve verboden op bepaalde symbolen aangewezen, vooral waar moslima’s en zeker de slachtoffers van die dwang, druk en/of geweld, daarom vragen. Sowieso kunnen al die ‘instrumenten’ voor de onderschikking van de vrouw, tegelijk ook de ostentatieve symbolen ervan, niet aanvaard worden in loket- en gezagsfuncties in openbare diensten en in alle gesubsidieerde diensten en organisaties die een openbare dienst aanbieden. Organisaties van moslims die toch die kledij willen toegelaten zien zouden beter eerst aantonen met welke acties vanuit de eigen gemeenschap ze waarborgen dat die specifieke en religieus gemotiveerde druk, dwang en geweld tot nul herleid kan worden. Pas daarna is hun vraag legitiem. Dialoog blijft volgens mij noodzakelijk, maar omwille van het reële bestaande geweld (verbaal, sociaal en fysiek) is alleen maar eindeloos verder praten niet meer aanvaardbaar. We horen het geweer van schouder te veranderen. Al meer dan één decennium klagen militante moslima’s dat geweld aan, net zoals anderen. Er is dus meer dan genoeg tijd geweest voor vrijblijvende maatregelen. Nu moeten we resultaten kunnen zien.


Voor extra informatie:

  1. Ishac Diwan en Jeni Klugman, ‘Patterns of veiling among Muslim women’ , Working Paper 995, April 2016, hier.
  2. Onderzoek ‘Muslim Life in Germany’, uitgevoerd in opdrahct van o.m. de deutsche Islam Konferenz, 4 febr. 2010, hier.
  3. Artikel met meningen van moslima’s, hier.

Oorspronkelijke citaten: Reem Abdel-Razek (hier): “Not long after wearing it at ten did my parents pull me from karate class, soccer practice, school plays, yearbook photos etc… Family members started coaching me on how to act shy, fragile and dumb.” Hani Ramadan: “Une femme est comme une perle dans un coquillage. Si on la montre, elle crée des jalousies. La femme sans voile est comme une pièce de 2 euros, elle passe d’une main à l’autre”.


De auteur Rudi Dierick is ingenieur, zakelijk adviseur en hoofdredacteur bij De Bron. Een meer uitgebreide versie van deze tekst staat hier

Meer