Het is inmiddels duidelijk dat de beslissing van Groot-Brittannië om zich uit de Europese Unie terug te trekken, van de economie van het land een zware tol heeft geëist. Dat schrijft Robert Stevens, Brits correspondent van het persbureau Associated Press, naar aanleiding van de aanslepende besprekingen over de nieuwe relaties tussen Groot-Brittannië en de Europese Unie wanneer de brexit eind maart volgend jaar definitief moet worden voltrokken.
Groot-Brittannië besliste twee jaar geleden om de banden met de Europese Unie door te knippen, maar volgens Stevens komen de negatieve gevolgen steeds duidelijker aan de oppervlakte.
Achterblijver
“Hoewel het nog steeds onduidelijk is hoe de brexit er volgend jaar uit zal zien, heeft de beslissing al een duidelijk effect gehad op de economie van het land,” zegt Robert Stevens. “De Britse huishoudens zijn armer geworden, bedrijven zijn voorzichtiger met beleggingen en de vastgoedmarkt heeft een sterke afkoeling gekend.”
“In de twee jaar sinds de stemming om de Europese Unie te verlaten, is Groot-Brittannië tussen de grote economieën van de wereld van een natie met een sterke groei verwaterd tot een achterblijver. De onzekerheid over de impact van de scheiding op de relaties met de Europese Unie kunnen de zaken nog erger maken.”
Vóór het referendum twee jaar geleden was de Britse economie al een lange periode een van de snelst groeiende industriële economieën. Nu kent het land nauwelijks nog enige groei. Tijdens het eerste kwartaal van dit jaar werd tegenover de drie maanden voordien nog slechts een groei met 0,1 procent gemeld. Dat is de laagste groei in ongeveer vijf jaar.
Pond
Het Britse pond heeft sinds de stemming over de brexit 15 procent van zijn waarde verloren. Dat heeft de import van goederen en diensten en energie zowel voor bedrijven als consumenten duurder gemaakt. Sommige exporteurs konden hun goederen in het buitenland weliswaar goedkoper aanbieden, maar de binnenlandse aankopen werden gevoelig duurder.
“De inflatie bereikte eind vorig jaar een hoogtepunt van 3 procent,” aldus nog Robert Stevens. “Terwijl de prijzen stegen, bleven de lonen met een stagnatie geconfronteerd, ondanks een werkloosheid van amper 4,2 procent, het laagste niveau sinds het midden van de jaren zeventig van de voorbije eeuw.”
“Bedrijven moesten dan ook vaststellen dat de lokale bevolking over zijn uitgaven begint na te denken. Mark Carney, gouverneur van de Bank of England, schatte onlangs dat de gemiddelde gezinsinkomens ongeveer 900 pond lager liggen dan aan de vooravond van het referendum was berekend. Vooral de retail werd zwaar geraakt en was het toneel van faillissementen en massale besparingen.”
Ook de Britse vastgoedmarkt heeft volgens Stevens klappen gekregen. “Het aantal immobiliëntransacties in Londen is het voorbije jaar tot een historisch dieptepunt teruggevallen,” merkt hij op. “Een aantal buitenlandse potentiële kopers werd weliswaar aangetrokken door de daling van het pond, maar velen bleken afgeschrikt door de onzekerheid van de mogelijke impact van de brexit op hun investering.”
“Tegenover die achtergrond van onzekerheid zijn veel bedrijven ook terughoudender geworden om in grote projecten te investeren. Gevreesd wordt voor mogelijke Europese heffingen op Britse invoer, waardoor de bedrijven aarzelen om veel financiële middelen te investeren in Britse fabrieken.”