Het zijn barre tijden voor landen die economisch sterk afhankelijk zijn van olie- of gasproductie en waar de kostprijs van deze productie relatief hoog ligt. Doordat de olieprijzen het afgelopen jaar met meer dan 50 procent daalden moeten landen als Rusland of Venezuela hun gas en olie met verlies verkopen. In Noorwegen wordt de crisis als een zoveelste teken gezien dat de economie minder afhankelijk moet worden van olie-export. Het uitvoeren van hoogtechnologische toepassingen kan een alternatieve bron van inkomsten worden, zo schrijft de Zwitserse krant Le Temps.
Het Noorse stadje Stavanger, gelegen aan de zuidoostelijke kust, leeft op het ritme van de olieproductie. Toen dat ritme het afgelopen jaar vertraagde merkte Stavanger onmiddellijk de gevolgen. Met een prijs van nog slechts 45 dollar per vat – tegen 90 dollar een jaar geleden – kunnen Noorse olieproducenten niet op tegen de internationale concurrentie. De werkloosheid in het stadje steeg van 2.1 tot 3.6 procent, de vastgoedprijzen daalden met bijna 4 procent, vliegtuigmaatschappijen schrapten hun verbindingen met de Europese hoofdsteden en zelfs de pas geopende verbinding met de Texaanse oliehoofdstad Houston werd stopgezet.
Rijp voor het museum?
In het petroleummuseum van Stavanger is er op het einde van de expositie plaatsgemaakt voor een woordje uitleg over de huidige crisis. “De internationale oliemarkt heeft fundamentele veranderingen ondergaan sinds de jaren ’70. De prijzen zijn geklommen en ingestort en dat verschillende keren na mekaar. Noorwegen is erg kwetsbaar voor deze schommelingen en heeft weinig mogelijkheden deze te beïnvloeden,” zo staat er te lezen op de infoborden.
Auteur Simen Saetre is het daarmee eens. Voor zijn boek Petromania onderzocht hij de Noorse afhankelijkheid van olie. Aan Le Temps vertelt hij dat het diversifiëren van de economie, het aanboren van andere inkomstenbronnen, gemakkelijker gezegd dan gedaan is. “Iedereen spreekt erover maar niemand doet er iets aan,” zo klaagt hij. Voor Saetra ligt de oplossing in het exporteren van kennis en technologie die opgebouwd werd voor de petroleumindustrie maar die ook voor andere toepassingen kan gebruikt worden. “We moeten kijken hoe dat lukt in Stavanger, daar is de situatie momenteel het moeilijkste,” aldus de schrijver.
Als hoofd van investeringsfonds Skagen, gevestigd in Stavanger, kent Ole Soeberg die moeilijkheden perfect. “De situatie is dezelfde als die van fabrikanten van paardengarelen aan het begin van de 20e eeuw. Zelfs al was de tractor toen net uitgevonden, toch bleven ze investeren in het produceren van hun garelen.” Ook voor Soeberg ligt de oplossing in het ontwikkelen van een aantal hoogtechnologische exporten.
Export naar Mars
Eén voorbeeld daarbij is Zaptec. Dat bedrijf, gevestigd in een innovatiepark in Stavanger, is erin geslaagd een samenwerking met de Nasa op te zetten om onderzoek te doen naar plasmaboringen op Mars. De techniek voor boringen met plasma werd oorspronkelijk ontwikkeld voor de petroleumindustrie. Zaptec werkt voor autobouwer Renault ook aan laadstations voor z’n elektrische wagens.
De economische toekomst van Noorwegen is moeilijk te voorspellen, besluit Le Temps. In het museum van Stavanger houden ze alvast nog wat plaats vrij, misschien een teken dat het verhaal voor de Noorse olie-industrie toch nog niet helemaal afgelopen is.