Afgelopen week publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor een “clean industrial deal”, dat het Europees klimaatbeleid en concurrentiekracht moet verzoenen. Dat alles door middel van een aantal wetswijzigingen in het zogenaamde “Omnibuspakket”. De Commissie merkt daarbij op dat “onze energiekosten relatief hoog blijven, waardoor Europa een reëel risico loopt op deïndustrialisatie”.
Ondanks waarschuwingen van de chemische industrie, waarbij Ineos-CEO Jim Ratcliffe in een open brief benadrukt dat vanwege de energiekosten en CO2-belastingen “al onze grote concurrenten plannen maken om zich terug te trekken uit Europa”, lijkt de EU-Commissie niet van plan om fundamenteel van koers te veranderen.
De voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, heeft het dan wel over “vereenvoudiging”, maar ze heeft nog steeds niet het plan laten varen om de “klimaatdoelstelling” van de EU voor 2040 bindend te maken, wat een aanscherping van het klimaatbeleid van de EU zou betekenen. Het feit dat slechts acht EU-lidstaten dit idee expliciet ondersteunen, zou voor Von der Leyen een duidelijk signaal moeten zijn dat de tijden zijn veranderd.
Von der Leyen houdt nog de schijn op dat er iets zal veranderen, maar Teresa Ribera, de socialistische vicevoorzitter van de EU-Commissie die verantwoordelijk is voor de groene transitie, stelde rechtuit: “We zijn niet aan het dereguleren…Integendeel: we komen in de uitvoeringsfase.” Haar Franse collega Stéphane Séjourné, die verantwoordelijk is voor industriële strategie, voegde daaraan toe: “We hebben geen kettingzaag”, waarmee hij verwees naar de – succesvolle – dereguleringsmethode van de Argentijnse president Javier Milei, die de EU dus weigert over te nemen.
Enkele positieve punten
Niettemin bevatten de voorstellen van de Commissie een aantal positieve elementen. Vooral tijdens Von der Leyens eerste termijn werd een hele reeks dure regels, vaak klimaatgerelateerd, aangenomen. De Commissie stelt nu voor om een aantal van de slechtste aspecten ervan af te zwakken.
Ze stelt voor om de EU-richtlijn voor duurzaamheidsrapportage over bedrijven (Corporate Sustainability Reporting Directive – CSRD), die in 2023 van kracht werd, twee jaar te bevriezen, terwijl ze wijzigingen wil doorvoeren om ervoor te zorgen dat minder kleinere bedrijven aan deze regels hoeven te voldoen. De Commissie wil echter niets wijzigen aan de inhoudelijke verplichtingen.
Voor de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), die bedrijven met meer dan 1.000 werknemers verplicht om de milieu- en mensenrechteneffecten van hun producten te beoordelen, wil de Commissie een jaar uitstel, terwijl ze ook de aansprakelijkheid van bedrijven en de lengte van de toeleveringsketen waarover ze moeten rapporteren wil beperken. Ook al zijn KMO’s al vrijgesteld van de eisen van deze richtlijn, toch zeggen veel KMO’s dat ze zullen worden opgezadeld met de omslachtige regels omdat ze aan grotere bedrijven leveren. Dit zou een waarschuwingssignaal moeten zijn dat het vrijstellen van kleine bedrijven van de CSRD geen wondermiddel is.
Verder wil de Commissie de EU-regels voor taxonomie iets versoepelen. Een ander positief element is het stimuleren van snellere vergunningen voor windmolenparken en andere infrastructuur.
Nogal wat negatieven
Ondanks deze positieve stappen lijkt de EU Commissie ervan overtuigd te zijn dat administratieve lastenverlichting voor Europese bedrijven hand in hand moet gaan met meer bureaucratie voor buitenlandse bedrijven. Het nieuwe voorgestelde wetgevingspakket bevat heel wat nieuw protectionisme, aangezien de Commissie oproept tot zogenaamde “buy European”-clausules, die erop gericht zijn de regels voor openbare aanbestedingen te veranderen ten gunste van schone technologie die in Europa is gemaakt. Consumenten lopen zo mogelijk het meest kwalitatieve product mis.
Bovendien verklaarde de Europese Commissie ook dat ze zal proberen om de inhoud van de regelgeving die door het “Omnibuspakket” van de EU wordt geschrapt voor Europese bedrijven op te leggen in handelsovereenkomsten met derde landen, bijvoorbeeld wanneer die niet zo happig zijn op dure klimaatregels.
Dit is zorgwekkend, omdat het in feite betekent dat de Commissie binnenlandse vereenvoudiging gebruikt als rechtvaardiging voor het opleggen van beleidskeuzes aan handelspartners. Met de Europese ontbossingsverordening liep het zo al fout. De EU moest eind verleden jaar deze regels met een jaar moest uitstellen na protest van handelspartners, van de V.S. over Brazilië tot Maleisië. Dit laatste land was vooral ontstemd over het feit dat de EU weigert om hun ontbossingsnorm MSPO van het land als gelijkwaardig te accepteren, ondanks het feit dat NGO’s het succes van Maleisië in het terugdringen van ontbossing hebben geprezen. Ironisch genoeg komt het land nu zelfs met een nog strengere norm dan diegene die voorzien wordt in de ontbossingsverordening van de EU, maar de EU weigert botweg om deze buitenlandse normen te erkennen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het VK.
Het klimaattarief van de EU, CBAM of Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), is dan weer een voorbeeld van groen protectionisme als vergelding voor handelspartners die weigeren om het dure klimaatbeleid van de EU te kopiëren. CBAM is niet alleen protectionistisch, het legt bedrijven ook grote administratieve lasten op. Een goede zaak is dat de Commissie de kleinste importeurs hiervan wil vrijstellen. Ze kiest nu ook voor administratieve vereenvoudiging, maar in een later stadium wil ze meer producten onder de koolstofgrensbelastingregeling laten vallen. Daarbij is het naar verluidt mogelijk dat ook de export vanuit Europa naar derde landen wordt aangepakt. Met andere woorden, de EU-Commissie gaat uiteindelijk gewoon door met de CBAM-aanpak, ondanks het feit dat die de betrekkingen met handelspartners onder druk heeft gezet.
Betutteling
Afgezien van het extra protectionisme heeft de Europese Commissie zich er niet van kunnen weerhouden om met nog meer regelgevende betutteling op de proppen te komen. Naar verluidt vindt de Commissie dat het gebruik van elektriciteit buiten de piekuren moet worden aangemoedigd en, indien nodig, verplicht moet worden gemaakt. De EU bevestigt ook dat ze “in 2026 een Circular Economy Act zal aannemen”, die er in feite op gericht is om nog meer beperkingen op te leggen om de “circulaire economie” te realiseren.
Tot slot zal het waarschijnlijk niemand verbazen dat de Commissie ook meer belastinggeld wil uitgeven als onderdeel van haar nieuwe beleidspakket. De EU Commissaris voor “Klimaat, Net Zero en Schone Groei”, Wopke Hoekstra, probeert dit te rechtvaardigen door te zeggen: “Het klimaatprobleem gaat eerst erger worden voordat het weer beter wordt. (…) Het prijskaartje wat daaraan hangt voor Europa is helaas fenomenaal.”
Daarom kondigde de Commissie aan “meer dan €100 miljard te mobiliseren” voor “schone productie, gemaakt in de EU”. Hoe dit precies zal worden gefinancierd blijft onduidelijk. Deze week kondigde von der Leyen trouwens een even obscure 800 miljard aan voor EU-defensie-uitgaven. Het kan niet op. Bovendien is het ook raadselachtig waarom dit soort industriepolitiek op de een of andere manier succesvoller zou zijn dan soortgelijke mislukte pogingen in het verleden. De Commissie staat er echter niet om bekend hetzelfde te willen proberen om dan andere resultaten te verwachten. Voor de 100 miljard wil de EU haar eigen investeringsprogramma InvestEU gebruiken, dat aanpassingen in de regelgeving doorvoert om zo 50 miljard euro extra aan publieke en private investeringen vrij te maken, waarbij de socialistische EU-commissaris voor concurrentie Ribera meteen ook het EU-verbod op staatssteun nog wat wil afzwakken. Een ongeluk komt nooit alleen.
De reacties op de nieuwe reeks voorstellen van de Commissie zijn niet erg positief. De Europese bedrijvenfederatie BusinessEurope vindt dat er sneller actie moet worden ondernomen, waarbij directeur-generaal Markus Beyrer verklaarde dat het onwaarschijnlijk is dat deze maatregelen voldoende zullen zijn om de energiekosten op korte termijn te verlagen.
Ook de Tsjechische premier Petr Fiala toonde zich sceptisch. Hij zei: “Op het eerste gezicht lijkt het erop dat tegenstrijdige trends worden gecombineerd – aan de ene kant steun voor de industrie, en aan de andere kant de voortzetting van de Green Deal.” De reactie van zijn minister van Financiën, Zbyněk Stanjura, was nog forser: “We zullen niet over de middelen beschikken om de defensie-uitgaven te verhogen en tegelijkertijd de doelstellingen voor het koolstofarm maken van de economie ongewijzigd te laten.” Met andere woorden: Vereenvoudiging is niet genoeg. De EU moet daadwerkelijk snijden in klimaatdoelstellingen en gerelateerde regelgeving. Als men het niet de moeite vindt ter wille van de economische groei, dan wel hopelijk voor de eigen defensie.