Financiering van de mini tax shift: het slechtst mogelijke moment om de competitiviteit van onze bedrijven te ondermijnen

Geschreven met input van Ayming

Door Laurie Pilo, CEO van Ayming Belgium

De ‘mini tax shift’ die de federale regering in de nacht van 31 januari op 1 februari doorvoerde, heeft een lovenswaardig doel, dat zal niemand ontkennen: de koopkracht van mensen met een laag inkomen versterken. Is het echter redelijk om de verlaging van de loonkosten te compenseren door de regeling voor de vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in vraag te stellen? Uiteraard niet!

De incentives voor de voorheffing zijn typisch Belgische regelingen die een twintigtal jaar geleden werden ingevoerd om de loonhandicap waaronder onze ondernemingen leden – en nog steeds lijden – te compenseren. Terwijl de steunmaatregelen aan de ondernemingen in ons land over het algemeen langzaam worden afgebouwd, zijn de vrijstellingen voor de doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk, nacht- en ploegenarbeid, onderzoek en ontwikkeling, enz. gehandhaafd en in de loop van de tijd zelfs versterkt. 

We brengen de geest van deze vrijstellingen nog eens onder de aandacht. Ze zijn bedoeld om arbeid in België competitief te houden en dus te vermijden dat bedrijven naar het buitenland trekken. Hiertoe werden bedrijven – overwegend industriële ondernemingen die van deze maatregelen profiteren – vrijgesteld om een deel van de bedrijfsvoorheffing door te storten die werd geheven op dat doelpubliek. Zo konden ze de hogere kosten van onderzoek, ploegen- of nachtarbeid of overuren financieren.

Zo is voor van ploegen- en nachtarbeid de inhouding op de bedrijfsvoorheffing stapsgewijs gestegen van 5,63% in 2005 (het jaar waarin de maatregel werd ingevoerd) tot 22,80% in 2016. Vanaf 2014 heeft de wetgever de regeling ook uitgebreid door continu werken (24 uur per dag) in drie ploegendiensten te ‘stimuleren’. Ook voor onderzoekers werd de maatregel stelselmatig versterkt. Ze werd in 2006 ingevoerd met een incentive voor de bedrijfsvoorheffing, waardoor tot 50% van de bedrijfsvoorheffing van loontrekkende onderzoekers kon worden ingehouden. Deze vrijstelling steeg tot 65% in 2008, 75% in 2009 en 80% in 2013. In 2018 werd ze, onder bepaalde voorwaarden, uitgebreid tot wetenschappers met ‘slechts’ een bachelordiploma. 

De bestuurders rechten hun rug

Vandaag heeft de regering-De Croo ervoor gekozen dit gunstige belastingstelsel aan te vallen onder het mom van goed bestuur: op basis van de laatste verslagen van het Rekenhof wil ze blijkbaar een systeem dat zo ingewikkeld is geworden dat het tot talrijke geschillen met de fiscus leidt, transparanter maken. Een argument waar niemand tegen kan zijn, gezien de dringende noodzaak om de staatskas te spekken! Maar waarom dan geen betere opleiding organiseren voor belastingcontroleurs die met dit soort zaken belast zijn? Of waarom niet de enorme machtsstrijd aanpakken die woedt tussen de FOD Financiën en Belspo (waarvan de normaal bindende adviezen vaak met voeten worden getreden door de fiscus) in het kader van de vrijstellingsdossiers met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek?

In het kader van de hervorming van de vrijstellingen van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing is Vivaldi niet van plan de grondslag voor de recuperatie te wijzigen, maar wel de voorwaarden om voor deze gunstige regeling in aanmerking te komen. De hervorming voorziet/zou voorzien in een premie van 2% voor ploegenarbeid en een premie van 12% voor nachtarbeid, te betalen door de werkgever. Als we het voorbeeld nemen van een industrieel bedrijf dat in ploegen werkt en het minimumloon betaalt aan de helft van zijn totale personeelsbestand, zou deze maatregel volgens onze berekeningen leiden tot een extra kost van 50.000 tot 70.000 euro per jaar, of het equivalent van twee VTE’s. De verleiding zal voor een aantal ondernemingen dan ook groot zijn om dit voordeel op te geven. 

Pas op, gevaar!

In een wereldwijde context die nog steeds lijdt onder de nasleep van de pandemie en de inflatieopstoot zal een dergelijke ondermijning van het Belgische concurrentievermogen nefaste gevolgen hebben voor onze economie. Iedereen weet immers dat alleen bedrijven die zwaar investeren in innovatie en human resources succesvol kunnen zijn in een wereld die steeds meer “VICA” (Volatile, Uncertain, Complex, Ambiguous) wordt. Waarom zouden fiscale incentives die net bedoeld zijn om Belgische bedrijven de kans te geven om schaarse talentvolle medewerkers aan te trekken klakkeloos op de schop moeten? 

Volgens recente prognoses van de Europese Commissie zal België in 2022 met 2,7% groeien, tegen een gemiddelde groei van 4% in de Europese ruimte (eurozone en niet-eurozonelanden). Geen enkel land zal het slechter doen dan België! Wordt het dan geen tijd om na te denken over krachtige maatregelen om het concurrentievermogen van onze ondernemingen aan te zwengelen, in plaats van koste wat het kost de staatskas te willen spekken door contraproductieve maatregelen te lanceren?

Meer