Via de automatische loonindexering worden de stijgende grondstoffen- en energieprijzen doorgerekend in sterkere loonstijgingen. Op die manier wordt de factuur grotendeels doorgeschoven naar de bedrijven. Dat is geen goed idee.
De grondstoffenprijzen zitten al een tijdje in de lift. De oorzaken daarvan variëren van grondstof tot grondstof, maar voor het merendeel speelt een cocktail van tijdelijke factoren zoals het sterke herstel uit de coronacrisis, afgebouwde voorraden, uitgestelde investeringen in productiecapaciteit, verstoord internationaal transport en haperingen in de productie. Het meest in het oog springen de Europese gasprijzen die de voorbije weken door een sterke inhaalvraag, te lage voorraden, tijdelijke productieproblemen en ondertussen ook duidelijke paniek in de markt explodeerden. De Europese gasprijs (TTF) ontplofte van gemiddeld 9,6 euro per MWh naar meer dan 100 euro deze week. Dat is grotendeels een tijdelijk fenomeen, maar stuurt ondertussen wel de elektriciteitsprijzen en de inflatie hoger.
Vooral op basis van die recente ontwikkelingen in de gas- en elektriciteitsprijzen werden de inflatieverwachtingen de voorbije maanden fors opgetrokken. De totale inflatie klom in september al naar 2,9%. Volgens het Planbureau zou dat verder oplopen naar 4,4% begin 2022, wat het hoogste niveau zou zijn sinds 2008. Daarna zou die inflatie volgens de huidige verwachtingen even snel terug afkoelen tot nog 1,2% eind 2022. Het valt niet uit te sluiten dat die inflatievoorspellingen nog verder opgetrokken moeten worden, maar het blijft wel vooral een tijdelijke inflatieopstoot.
Sterkere loonstijgingen
Ook een tijdelijke inflatieopstoot heeft in ons land al meteen implicaties voor de loongroei. Via de automatische loonindexering wordt elke stijging van de gezondheidsindex op vrij korte termijn doorgerekend in de lonen (die termijn hangt af van de concrete modaliteiten van de indexering die kunnen variëren per paritair comité). Toen begin vorig jaar het loonoverleg voor 2021-2022 plaats vond, lag de verwachte stijging van de gezondheidsindex voor die periode op 3,1%. Dat impliceerde toen een verwachte indexering van 2,8%. Vandaag is de verwachte stijging van de gezondheidsindex opgelopen tot 4,4%. Dat betekent dat de totale loonstijging voor 2021-2022 ruim boven 4% zal uitstijgen. Belangrijk daarbij is dat andere landen geen automatische loonindexering hebben, waardoor tijdelijke inflatiesprongen daar minder (of zeker minder snel) doorgerekend worden in de lonen.
Via de automatische loonindexering wordt de factuur voor de hogere grondstoffen- en energieprijzen grotendeels doorgeschoven naar de bedrijven. In die zin zit ook het huidige debat over eventuele compensatie voor de hogere energieprijzen scheef. Voor werknemers en uitkeringsgerechtigden gebeurt die compensatie al in belangrijke mate via de indexering. Het is trouwens niet de eerste keer dat we zo’n externe prijsschok doorschuiven naar de bedrijven. In het verleden bleek dat geen goed idee. Die bedrijven worden al geconfronteerd met hogere inputprijzen en straks ook met zwaardere loonkosten, en de meeste van hen kunnen maar een beperkt deel van die extra kosten doorrekenen in hun prijzen. Op die manier komen de marges onder druk, wat uiteindelijk niet zonder gevolgen blijft voor de investeringen en werkgelegenheid.
De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten