Duitsland moet ophouden met zijn pogingen om zijn falend energiebeleid aan de rest van de EU op te leggen

Op oudejaarsavond, luttele uren voor middernacht, maakte de Europese Commissie haar langverwachte voorstel van “gedelegeerde handeling” over de vraag of aardgas- en kernenergieprojecten als “groene” investeringen kunnen worden beschouwd, over aan EU-lidstaten. In de voorgestelde “taxonomie”-regels staat dat “moet worden erkend dat de sectoren fossiel gas en kernenergie kunnen bijdragen tot het koolstofvrij maken van de economie van de Unie”.

Het bestempelen van aardgas- en kernenergieprojecten als “groene” investeringen, onder bepaalde voorwaarden, leidde meteen tot woede bij milieugroeperingen. Hiermee “werkt [de EU] noodzakelijke groene investeringen in Midden- en Oost-Europa tegen,” beweren ze.

De aankondiging kwam nochtans niet als een verrassing. Reeds in oktober had EC-voorzitter Ursula von der Leyen gesteld dat “de EU kernenergie en gas nodig heeft als stabiele energiebronnen bij de overgang naar een koolstofarme economie.”

Hernieuwbare energie volstaat niet  

In dit verband is het belangrijk op te merken dat ondanks jarenlange subsidies, wind- en zonne-energie nog steeds slechts goed zijn voor minder dan 10 procent van de wereldwijde energieproductie – niet te verwarren met elektriciteitsproductie, wat slechts een deel uitmaakt van het eerste. Er zijn weliswaar nog andere hernieuwbare energiebronnen, zoals biomassa. Dat laatste komt echter neer op het ouderwets opbranden van hout en wordt door velen niet als “hernieuwbaar” beschouwd.

Dit zou voor iedereen duidelijk moeten maken dat de “overgang” naar een wereld zonder steenkool, gas en kernenergie wel eens ver weg in de toekomst zou kunnen liggen. Groene activisten en beleidsmakers denken dergelijk ideaal scenario, met volledig gedecentraliseerde energieopwekking, blijkbaar dichterbij brengen door eenvoudigweg elke andere vorm van energie te verbieden. Het blijft een raadsel waarom zo’n standpunt serieus wordt genomen, gezien de beperkte rol die wind- en zonne-energie op dit moment nog altijd spelen, maar in elk geval heeft de EU-Commissie dankzij de Franse president Macron, die dit jaar herkozen wil worden, nu toch al toegegeven geen onderscheid te maken tussen kernenergie, wat bijna geen CO2 uitstoot, in tegenstelling tot aardgas.

Frankrijk versus Duitsland

Loodrecht tegenover Frankrijk in dit debat staat Duitsland, dat voluit aardgas omarmt, met de groenen in de regering. Duitsland sluit ondertussen nog eens drie kerncentrales – bijna de helft van de nucleaire capaciteit die het land nog heeft. Een van de vele critici is de Washington Post, die dit besluit als een “ramp” bestempelt en opmerkt:

“Hoewel Duitsland zwaar heeft geïnvesteerd in hernieuwbare energiebronnen, heeft het desondanks sinds 2011 enorme hoeveelheden steenkool moeten verbranden om zijn economie draaiende te houden. Zonder kernenergie is Duitsland ook afhankelijker van Russisch aardgas, een grote geopolitieke kwetsbaarheid die de autoritaire Russische regering in de kaart speelt.”

De sociaaldemocratische partij van de nieuwe bondskanselier Olaf Scholz is alvast niet overtuigd zijn van de gevaren van een grotere afhankelijkheid van Rusland. Scholz verklaarde net ook dat hij een “gekwalificeerde nieuwe start” wil zoeken met de Russische president Poetin, waarmee hij openlijk ingaat tegen zowel de EU als zijn groene coalitiepartner.

De nieuwe Duitse regering vertoont ook tekenen van verdeeldheid in haar reactie op de nieuwe voorstellen van de EU-Commissie om zowel nucleaire als gasinvesteringen als milieuvriendelijk te beschouwen.  Minister van Groene Economie Robert Habeck deed dit af als “green washing”, terwijl zijn liberale collega, minister van Financiën Christian Lindner, de milde houding van de Commissie ten opzichte van gas toejuichte, omdat “Duitsland realistisch gezien moderne gasgestookte elektriciteitscentrales nodig heeft als overgangstechnologie, omdat we kolen en kernenergie opgeven”.

Het anti-kernenergiestandpunt van de Duitse regering wordt binnen de EU gesteund door Oostenrijk en Luxemburg. De Oostenrijkse minister van klimaat en energie, Leonore Gewessler, waarschuwde zelfs dat Wenen zou overwegen de EU-Commissie hierover voor de rechtbank zou slepen – een initiatief dat Duitsland niet zal volgen – terwijl de Luxemburgse minister van energie, Claude Turmes, de opname van kernenergie een “provocatie” noemde. 

Uiteindelijk denken diplomaten echter dat de tegenstanders van nucleair binnen de EU niet de macht hebben om de taxonomie-voorstellen door de Raad te vetoën. Ook het Europees Parlement krijgt echter nog een stem in het kapittel. 

Nog steeds discriminatie van kernenergie bij het EU-mededigingsbeleid 

Enigszins onderbelicht is dat, ondanks de concessies van de Commissie, haar beleid nog steeds kernenergie discrimineert op vlak van de voorwaarden om staatssteun toe te laten. De EU-Commissaris voor Medediging, Margrethe Vestager, besliste dit alvast op 21 december 2021 door in nieuwe richtlijnen wel voor gas en niet voor nucleair op dat vlak een uitzondering te voorzien. Dit ondanks het feit dat kernenergie geen CO2 uitstoot.  

In een commentaarstuk merken Michel Gay en Dominique Finon op dat terwijl de aandacht op de taxonomie was gericht, “het Directoraat-generaal Concurrentie op eigen houtje, zonder enig overleg met de regeringen, de hervorming van deze “richtlijnen” aan het uitwerken was”.

Ze voegen er aan toe:

“Hoewel subtiel en technisch, is er een groot verschil tussen de staatssteunregeling (die van toepassing is op klimaat en energie) en de taxonomie. De taxonomie betreft de financiering van projecten door groene fondsen van banken tegen verlaagde tarieven, terwijl de richtlijnen betrekking hebben op staatssteun en “contracts for difference” die bijzonder relevant zijn voor kernenergie. Volgens de nieuwe richtlijnen kunnen contracten voor de bouw van kerncentrales alleen van geval tot geval worden goedgekeurd, wat leidt tot omslachtige onderhandelingsprocessen, langere termijnen en hoge extra kosten”.

Zij waarschuwen daarbij:

“De kwestie van de dekking door de staatssteunregeling is veel belangrijker dan die van de opneming in de taxonomie, omdat de financiering van de bouw van kerncentrales een aanzienlijk deel van de initiële investering en dus van de kostprijs van de geproduceerde elektriciteit vertegenwoordigt.”

Als conclusie, stellen ze dat dat de Europese Commissie hiermee eigenlijk “kernenergie van de staatssteunregeling uitsluit om de financiering ervan te bemoeilijken, hetgeen neerkomt op het om zeep helpen ervan. Verrassend genoeg wordt in dit staatssteundocument de uitsluiting van kernenergie nooit gerechtvaardigd, terwijl de rechtvaardiging voor het opnemen van een breed scala aan duurzame technologieën nauwkeurig wordt omschreven. Duitsland staat duidelijk aan het roer van al deze inconsistenties”, aangezien het “van deze maatregel zou profiteren wanneer het gaat over gas, ter compensatie van de tekortkomingen van zijn energietransitie op basis van grillige windturbines en zonnepanelen. [Duitsland] probeert zo zijn antikernenergiebeleid op te leggen aan de andere lidstaten”.

Voorts wijzen zij erop dat de nieuwe staatssteunregeling een zaak van de Commissie is en niet iets is waar de EU-lidstaten iets over te zeggen hebben en dringen zij er bij Frankrijk op aan zijn EU-voorzitterschap te gebruiken om het beleid van de EU-Commissie te wijzigen.

In een echte vrije markt zouden subsidies voor kernenergie verboden zijn, maar wanneer de EU subsidies voor specifieke energieopwekking bij uitzondering wel toestaat, zou zij kernenergie daarbij niet mogen discrimineren, zeker niet op basis van bedenkelijke criteria.

De EU houdt zich beter op gezonde afstand van nationale energiepolitiek  

Zelfs als kernenergie ongeschonden door de Europese regelgevingsmachine zou komen, is het, gezien de belangen die er voor de EU-lidstaten op het spel staan, twijfelachtig dat dit soort beslissingen op EU-niveau wordt genomen. Duitsland zou zich moeten realiseren dat het met vuur speelt door te proberen andere EU-lidstaten de mogelijkheid te ontnemen om voor kernenergie te kiezen.

Belangrijk is dat dit los staat van de vraag of men op EU-niveau al dan niet ambitieuze CO2-reductieprogramma’s moet nastreven. Zelfs als men voorstander is van een ambitieuze CO2-reductiedoelstelling op EU-niveau, wil dit niet zeggen dat het EU-beleidsniveau ook moet dicteren hoe die doelstelling moet worden bereikt.

Met name Duitsland, dat het gebruik van steenkool heeft zien toenemen terwijl het gebruik van hernieuwbare energiebronnen de afgelopen jaren vrijwel stagneerde, bevindt zich in een bijzonder slechte positie om andere EU-lidstaten de les te lezen over de wijze waarop een stabiele energievoorziening kan worden gewaarborgd en de CO2-uitstoot kan worden verminderd.

Als de enorme Europese stijging van de gasprijzen – op een bepaald moment zelfs met 800% per jaar – de regerende groenen bij ons maar ook in Oostenrijk en Duitsland al niet tot rede brengt, zal niets dat doen. In dit verband moet worden vermeld dat een grotere afhankelijkheid van geïmporteerd gas duidelijk een deel van de reden is voor de gestegen prijs ervan, opnieuw een gevolg van de steeds grotere steun van de EU voor onbetrouwbare energiebronnen die een back-up nodig hebben en Angela Merkel’s mislukte “Energiewende”. Gelukkig zijn de gasprijzen alweer gedaald, dankzij het warmere weer, maar ook door de invoer van Amerikaans schaliegas, iets waar de groenen trouwens een hekel aan hebben.

Als uiteindelijk een meerderheid in de Duitse en Oostenrijkse democratieën vindt dat de door hen gekozen optie de meest optimale weg vooruit is op het gebied van energie, moeten we hen daarbij natuurlijk wel veel geluk wensen. Laten we zelfs hopen dat ze gelijk krijgen, want het zou inderdaad prachtig zijn om te zien hoe energie via wind en zon decentraal wordt geproduceerd, bevrijd van grote overheidsinmenging en niet langer afhankelijk van autoritaire regeringen in het Midden-Oosten en Eurazië.

Zoals gezegd vormen wind- en zonne-energie echter nog steeds maar een heel klein deel van de energiemix in deze wereld. De Europese Commissie vestigt haar hoop op waterstof, in de veronderstelling dat dit kan dienen als een soort opslagfaciliteit voor energie opgewekt door windmolens en zonnepanelen – wat dan de noodzaak zou wegnemen voor een meer betrouwbare vorm van energie, zoals gas, kolen of kernenergie. Dit is echter een gok op een “inefficiënte” technologie, legt voormalig EU-commissaris en ULB-professor Samuele Furfari uit in een boek over het onderwerp. Hij merkt daarbij ook fijntjes op dat de kernramp in Fukushima, door de groenen vaak – onterecht – als argument gebruikt voor wind- en zonne-energie, met een waterstofgasexplosie gepaard ging.

Nucleaire renaissance

Het niet benutten van kernenergie, gas en steenkool komt neer op een enorme gok. Sommige groenen hebben dat begrepen. In Finland steunen de groenen kernenergie. Daar is onlangs een nieuwe kerncentrale in gebruik genomen. Aangezien de drie grote stabiele energiebronnen kolen, gas en kernenergie zijn, zou elke serieuze poging om CO2-uitstoot te verminderen daarom de enige van deze drie energiebronnen moeten omvatten die CO2 – neutraal is: kernenergie.

Kernenergie is sterk gereguleerd en lijdt onder een vijandig politiek klimaat, gezien de invloed die groene NGO’s op de publieke opinie hebben. Desondanks heeft een opiniepeiling uitgewezen dat in ons land, dat ook op het punt staat zijn kerncentrales te sluiten, niet minder dan 85% van de bevolking nu al tegen de sluiting is. 

In Europa lijkt een nieuwe nucleaire renaissance van onderuit op gang te komen, nu de nieuwe Nederlandse regering en de Franse president Macron de bouw van nieuwe kerncentrales hebben aangekondigd en de Nederlandse regering de levensduur van een kerncentrale heeft verlengd die nochtans ouder is dan de Belgische kerncentrales.

De Europese Commissie en Duitsland nemen beter wat gas terug

De Europese Commissie is nu wel geplooid voor de Franse druk, maar dit is duidelijk niet van harte, wat blijkt uit haar nieuwe staatssteunregeling die gas bevoordeelt en kernenergie discrimineert. De Europese Commissaris die verantwoordelijk is voor de “European green deal”, een reeks extreme voorstellen om de klimaatverandering aan te pakken, Frans Timmermans, ageerde een jaar geleden nog tegen kernenergie, voordat hij toegaf aan Macron.

Meer dan 20.000 mensen hebben nu een petitie ondertekend waarin er bij de bekende – maar ook sterk door de EU gefinancierde – Nederlandse TU Delft op wordt aangedrongen geen “eredoctoraat” aan Timmermans toe te kennen, waarbij sommige alumni die de petitie lanceerden, zelfs zeggen dat ze hun diploma zullen teruggeven als de universiteit doorgaat met haar plan. In de petitie wordt opgemerkt: “Frans Timmermans is voorvechter van biomassacentrales en hij beweert dat kernstroom te duur is en dat de bouw van een centrale 20 jaar duurt.”

Nogmaals, het probleem hier is niet zozeer dat Timmermans niet voldoende kennis zou hebben van iets dat zo ongelooflijk complex is als energiebeleid of zelfs dat zijn beleidsideeën verkeerd zijn. Het probleem is dat fundamentele keuzes op vlak energiebeleid niet van bovenaf door Brussel moet worden opgelegd, zeker niet gezien de complexiteit van het technologische en wetenschappelijke debat dat het energiebeleid uiteindelijk moet sturen.

Achter de schermen dringt Duitsland er bij de EU op aan om kernenergie te bekampen, in een wanhopige poging om de eigen gefaalde “Energiewende” te redden, blijkbaar in de overtuiging dat nog meer subsidies voor hernieuwbare energiebronnen en een verbod op concurrerende CO2-neutrale energiebronnen zoals kernenergie de zaak nog kunnen redden. 

Duitsland mag dan verloren hebben op vlak van “taxonomie”, de strijd is nog lang. Het wordt tijd dat de andere EU-lidstaten de Duitse regering vertellen dat het prima is dat Duitsland riskante experimenten met energievoorziening uitvoert, maar dat het moet ophouden met zijn pogingen om zijn falende energiebeleid aan de rest van de EU op te leggen.

Het EU-beleidsniveau moet erop gericht zijn te verzekeren dat lidstaten elkaars energiebedrijven toelaten op elkaars markten en dat zij afzien van het verstrekken van subsidies of van staatsinmenging in energiebedrijven. In dat opzicht is er geen enkele rechtvaardiging voor de Europese Commissie om investeringen te gaan classificeren als “groen” of niet, gebaseerd op allerlei veronderstellingen die nu sterk gepolitiseerd blijken te zijn. De EU-Commissie kan zich beter concentreren op het uitwieden van protectionisme allerhande op de nationale energiemarkten. Daar heeft ze daar zeker de handen mee vol. 


De auteur Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een nieuwe webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.

Meer