Op het eerste gezicht lijkt het goed nieuws dat de BRICS-groep (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika) wordt uitgebreid met Saoedi-Arabië, Iran, de Verenigde Arabische Emiraten, Ethiopië, Egypte en Argentinië. Een 11-koppige BRICS+ zou representatiever kunnen zijn voor de opkomende economieën in de wereld en een nuttig tegenwicht kunnen vormen tegen de Amerikaanse hegemonie.
Toch is de aangekondigde uitbreiding in veel opzichten een gemiste kans. De wereld heeft geen behoefte aan nog meer landen die onder de invloed van China en Rusland komen te staan of zich tegen de Verenigde Staten afzetten, maar aan een echt onafhankelijke derde groepering die een tegenwicht biedt tegen de as China-Rusland en de macht van de VS.
Een nieuw instrument van de Chinese diplomatie
Omdat de uitbreiding alleen landen omvat die al vriendschappelijke betrekkingen met China onderhouden, dreigt BRICS+ slechts een nieuw instrument van de Chinese diplomatie te worden. In plaats van de belangen van opkomende economieën te vertegenwoordigen, zal het een grotere Chinese betrokkenheid bij hen mogelijk maken. Hoogstwaarschijnlijk zal dit ten koste gaan van hun werknemers en bevolking, omdat Chinese buitenlandse investeerders corruptie, verminderde transparantie en verkwistende megaprojecten, gefinancierd met leningen die niet gemakkelijk kunnen worden geherstructureerd, doorgaans tolereren of zelfs aanmoedigen.
Bovendien zal de toevoeging van Saoedi-Arabië, Ethiopië, Egypte, Iran en de VAE de BRICS nog meer tot een “antidemocratische” club maken. Toch staat democratie hoog op de lijst van instellingen die opkomende economieën het hardst nodig hebben om hun toekomstige economische en sociale succes te verzekeren. Uit mijn eigen werk met Suresh Naidu, Pascual Restrepo en James Robinson blijkt dat democratisering landen historisch gezien in staat heeft gesteld om binnen 5-10 jaar een snellere economische groei te bereiken, als gevolg van toegenomen investeringen in onderwijs, gezondheidszorg en andere openbare diensten.
Nood aan een eigen, onafhankelijke stem
Chinese betrokkenheid daarentegen heeft de neiging om democratisering te belemmeren en zelfs autoritarisme aan te wakkeren. Nu veel opkomende economieën te kampen hebben met een “democratiecrisis” en een groeiend aantal landen te maken heeft met verzwakkende democratische instellingen, dreigt de nieuwe BRICS+ olie op het vuur te gooien.
Nu de Chinees-Amerikaanse rivaliteit toeneemt en de wereldorde mogelijk een nieuwe vorm krijgt, hebben opkomende economieën steeds meer behoefte aan een eigen, onafhankelijke stem. Het is immers onwaarschijnlijk dat hun belangen gediend zijn met verslechterende betrekkingen tussen de VS en China en een vermindering van hun bilaterale handels- en financiële stromen.
De dreiging van AI
Ook moeten opkomende economieën invloed kunnen uitoefenen op de toekomst van kunstmatige intelligentie en andere zich snel ontwikkelende digitale technologieën. Zelfs als het huidige enthousiasme over generatieve AI-tools (zoals ChatGPT) vooral een hype blijkt te zijn, is het nog steeds waarschijnlijk dat AI en andere communicatietechnologieën op korte termijn snel zullen toenemen.
Deze technologieën kunnen grote negatieve gevolgen hebben voor werknemers, vooral in de opkomende wereld, waar landen zoals India al verschillende witteboordendiensten exporteren. Uiteindelijk zullen arbeiders en bedienden niet langer moeten concurreren met dure, hoogopgeleide arbeidskrachten in rijke landen, maar met geavanceerde software, machines en robotica die door AI worden aangedreven.
De bevolking controleren en afwijkende meningen onderdrukken
Dezelfde technologieën zullen waarschijnlijk ook de politiek in veel landen herstructureren, omdat AI-gestuurde sociale media en desinformatie (inclusief deep fakes en andere manipulatieve technologieën) de publieke opinie en de verkiezingspolitiek steeds meer beïnvloeden. De meeste ontwikkelingslanden en opkomende economieën beschikken niet over de ondersteunende instellingen die nodig zijn om dergelijke verstoringen te reguleren en te voorkomen.
Bovendien geven nieuwe technologieën regeringen ongekend krachtige middelen om hun bevolking te controleren en afwijkende meningen te onderdrukken. Autoritaire regimes delen nu al technologieën en technieken met elkaar. Recent onderzoek toont aan dat Chinese bewakingstechnologieën snel worden geëxporteerd naar andere niet-democratische landen. Huawei alleen al exporteert dergelijke goederen naar 50 landen.
Een echt onafhankelijk blok
Op dit moment wordt de toekomst van de technologie grotendeels bepaald door de Chinese autoriteiten, de Amerikaanse techgiganten (met een beperkte mate van regulerend toezicht) en – in toenemende mate – de regels van de Europese Unie. Geen van deze polen weerspiegelt de belangen van de opkomende wereld en dat geldt ook voor BRICS+, dat hoogstwaarschijnlijk China’s bevelen zal opvolgen.
Gelukkig heeft China’s eigen beperkte selectie van nieuwe leden een opening gecreëerd voor de opkomst van een veelbelovend alternatief voor BRICS+. Andere grote opkomende economieën – zoals Indonesië, Turkije, Mexico, Colombia, Maleisië, Nigeria, Bangladesh en Kenia – zouden een echt onafhankelijk blok kunnen vormen, in de hoop uiteindelijk Argentinië, Brazilië, India en Zuid-Afrika aan te trekken om zich bij hen aan te sluiten. Hoewel elk van deze landen de laatste tijd zijn eigen problemen heeft gehad met democratische processen, geeft hun ervaring met democratie, samen met hun economische omvang, hen een gemeenschappelijke basis.
Sterker nog, ze zouden zich collectief onafhankelijk kunnen verklaren van zowel China als de VS, waardoor de opkomende wereld in bredere zin een broodnodige stem krijgt in debatten over de toekomst van globalisering en technologie. Zulke keuzes zijn veel te belangrijk om over te laten aan de geopolitieke rivalen van vandaag.
Daron Acemoglu, Institute Professor of Economics aan het MIT, is co-auteur (met Simon Johnson) van Power and Progress: Our Thousand-Year Struggle Over Technology and Prosperity (PublicAffairs, 2023).
© Project Syndicate, 2023.
www.project-syndicate.org