Zowel de Coronacrisis als de oorlog in Oekraïne zorgden voor een tekort aan chips – oftewel halfgeleiders. In een steeds digitalere wereld worden die alsmaar belangrijker. De blijvende problemen met toeleveringsketens hebben grote impact, zeker ook gezien het totalitaire “zero Covid” beleid in China. Daarbovenop omvatten de sancties tegen Rusland onder meer beperkingen op de export van halfgeleiders. Dat trof de Russische autoproductie, maar Rusland en Oekraïne zijn op hun beurt wel exporteurs van grondstoffen voor de productie van chips, zoals palladium en neon. De schaarste aan halfgeleiders zorgde al voor grote problemen bij de autoproductie, de levering van spelconsoles en smartphones.
Eén enkel bedrijf in Taiwan, Taiwan Semiconductor Manufacturing Company Ltd (TSMC), is verantwoordelijk voor zo’n 54% van de wereldwijde productie van chips en 90% van de aflevering van halfgeleiderchips. Ook de productie van de meest geavanceerde chips, van 10 nanometer of kleiner, van cruciaal belang in de bewapeningswedloop tussen de VS en China, wordt door Taiwan gedomineerd. Volgens Boston Consulting Group zou het wegvallen van de productie in Taiwan gedurende één jaar, wat niet denkbeeldig is, gezien de agressieve Chinese houding ten opzichte van Taiwan, de internationale toeleveringsketen voor elektronica tot stilstand brengen. Ook China, dat goed is voor 60 procent van de vraag naar chips, zou daardoor hard worden getroffen.
Minder afhankelijkheid
Zowel Amerika als China willen aan die grote afhankelijkheid een einde maken. De VS konden TSMC er toe overhalen een deel van de productie naar Amerika over te hevelen. Bovendien investeren de Verenigde Staten ook miljarden om de eigen chipindustrie herop te bouwen. De Amerikaanse bijdrage tot de globale halfgeleiderproductie is zowat gehalveerd sinds de jaren 1990, net zoals de Europese bijdrage, trouwens. China doet hetzelfde, al denken experts dat de achterstand van de Chinese chipindustrie op dit vlak de komende jaren enkel nog zal toenemen.
Een kanttekening hierbij is dat volgens TSMC “wereldwijde samenwerking van vitaal belang is voor het succes van de halfgeleiderindustrie”, omdat die sterk afhankelijk is van ontwerpen, grondstoffen en apparatuur uit de hele wereld. Dat is trouwens ook de reden waarom het zo moeilijk is voor China om volledig zelfvoorzienend te worden op vlak van chipproductie, wat het beoogt.
Ook de Europese Unie wil met een nieuw grootscheeps uitgavenprogramma – de zogenaamde “Chips Act” – minder afhankelijk worden van geïmporteerde halfgeleiders. De gecombineerde Amerikaanse en Europese uitgaven voor subsidies hiervoor zouden oplopen tot een 100 miljard dollar. In China loopt dit op tot 150 miljard dollar.
Een groot pijnpunt is dat de pogingen om minder afhankelijk te worden op vlak van halfgeleiderproductie samengaan met storende vormen van politieke inmenging. Zo verbood de Duitse regering eerder dit jaar de overname door het Taiwanese bedrijf GlobalWafer van diens Duitse concurrent Siltronic. In de VS verhinderde de regering dan weer dat de Nederlandse onderneming ASML Holding NV, dat een monopolie heeft op geavanceerde lithografiemachines die worden gebruikt door bedrijven als TSMC, om die geavanceerde apparatuur naar China te exporteren. Er is trouwens ook grote Amerikaanse druk op de Nederlandse regering om dit de-facto-exportverbod op papier te zetten.
Goede bedoelingen
Industriebronnen denken dat het streven naar minder afhankelijkheid op vlak van halfgeleiders wel eens averechts zou kunnen werken, omdat de politieke voorwaarden die gekoppeld zijn aan deze steun de wereldwijde toeleveringsketens nog meer zouden kunnen doen stokken. Volgens Rudi De Winter, CEO van de Duitse chipfabrikant X-Fab Silicon Foundries, is de halfgeleiderindustrie nu eenmaal “een zeer globale business, en omdat het zo globaal is, was het zo succesvol”.
Ook TSMC-oprichter Morris Chang is sceptisch. In oktober zei hij: “Het is niet mogelijk om de klok terug te draaien. (…) Als je in de Verenigde Staten opnieuw een volledige toeleveringsketen voor halfgeleiders wil opzetten, zal dat geen haalbare kaart zijn, zelfs door honderden miljarden dollars uit te geven.”
10 jaar geleden al probeerde de EU om de eigen Europese productie van chips te verdubbelen. Dat mislukte. Nu wil het verantwoordelijk worden voor 20 procent van de globale productie tegen 2030, wat in de praktijk een vervierdubbeling van de productie in de EU over acht jaar betekent. Het is maar de vraag of subsidies voor ondernemingen zoals het Leuvense Imec daartoe zullen volstaan. In elk geval zullen heel wat van de materialen om chips te maken uit Azië blijven komen, wat de plannen van Washington en Brussel zo onrealistisch maakt, aldus Jan-Peter Kleinhans, een onderzoeker bij de Duitse denktank Stiftung Neue Verantwortung.
Hij waarschuwt bovendien voor het risico dat de tekorten nog nijpender zullen worden wanneer politici bedrijven gaan opdragen voorrang te geven aan bepaalde chips voor bepaalde regio’s: “Plotseling is het dan niet meer aan de markt. (…) Dit zijn beleidsinstrumenten uit de 20e eeuw die worden toegepast op een toeleveringsketen uit de 21e eeuw.”
Halfgeleiderchemicaliën
Naast de Coronacrisis en de oorlog in Oekraïne heeft ook het stilleggen van de PFAS-productie in de 3M – fabriek in Zwijndrecht een impact op de productie van halfgeleiders, naast de gevolgen die dit probleem heeft voor zaken als de Oosterweelwerf. Halfgeleiderproducenten gebruiken PFAS namelijk als koelvloeistof in één van de processen voor chipproductie. Het overgrote deel van de wereldwijde productie van PFAS voor halfgeleiders wordt geproduceerd door 3M, en dat voornamelijk in de fabriek in Zwijndrecht, die levert aan grote klanten zoals Intel, Micron en Samsung. Verleden jaar verplichtte de Vlaamse Omgevingsinspectie 3M om alle productieprocessen in de fabriek waarbij PFAS-stoffen kunnen worden uitgestoten tijdelijk stop te zetten, nadat honderden omwonenden te veel dergelijke schadelijke stoffen in hun bloed bleken te hebben.
Deze beslissing werd genomen ondanks het feit dat de waarden die uitgestoten worden door de bewuste fabriek te laag zijn om de hoge waarden gemeten bij de omwonenden te verklaren, volgens het bedrijf, dat er aan toevoegt: “We onderzoeken al decennialang de bloedwaarden bij ons eigen personeel, en die liggen tot tien keer hoger dan wat in Zwijndrecht gemeten is. Maar onze werknemers worden daar niet ziek van.”
3M is bereid om de schade uit het verleden te vergoeden, en het gaf trouwens al zijn akkoord voor een compensatie voor landbouwers die gronden hebben rond de fabriek in Zwijndrecht. Het beweert enkel dat de huidige graad van PFAS-uitstoot niet langer schadelijk is. Daarbij slaagde het er tot dusver wel niet in via gerechtelijke weg de maatregel te doen intrekken. De bewijslast wordt hier namelijk de facto omgekeerd. Een onderneming moet maar bewijzen dat bepaalde uitstoot niet schadelijk is om zich tegen een verbod te verdedigen, ook al heeft dat dus een grote wereldwijde impact op zoiets strategisch als de productie van halfgeleiders. Op dit moment zeggen de klanten van 3M zich wel nog te kunnen behelpen, maar de vraag is of dat zo blijft, en dan zal men zich toch vragen moeten gaan stellen over dit verbod.
De auteur Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.