Computerchips: de achilleshiel van de Chinese economie

Computerchips vormen de basis voor vrijwel alle technologische producten, beseffen ze ook in China. Maar de Aziatische reus is momenteel afhankelijk van Amerikaanse, Europese en Taiwanese knowhow voor de levering van kwalitatieve chips. Daar probeert de Communistische Partij nu komaf mee te maken. China werkt hard aan de ontwikkeling van eigen chips, en dat stelt de internationale gemeenschap weinig gerust.

Microchips zijn noodzakelijk voor de productie van auto’s, smartphones, medische apparatuur, militair materieel en huishouditems. Alle bedrijven die actief waren in deze sectoren kampten na de economische relance met aanbodtekorten, wat de toeleveringsketens deed vertragen en op zijn beurt de inflatie de hoogte in doet schieten.

Overal ter wereld begonnen staten hun productiecapaciteit voor de technologie uit te breiden, en China heeft die trein niet gemist. De ruk richting een soort technologisch mercantilisme doet echter zorgen baren.

China hinkt achterop

China heeft zijn grootste techbedrijven de opdracht gegeven zelf aan de ontwikkeling van computerchips te beginnen. Online retailreus Alibaba, game-ontwikkelaar Tencent en smartphoneproducent Xiaomi houden – op bevel van Peking – allemaal een budget aan de kant om in te zetten op O&O naar chips.

China is namelijk enorm afhankelijk van buitenlandse chips voor zijn productie, aangezien de Chinese chips momenteel op kwalitatief vlak een stuk achter staan op die uit de VS, Europa, Zuid-Korea of – pijnlijk genoeg – Taiwan. Die laatste vormt de wereldwijde koploper in de productie van hoogkwalitatieve chips.

Wat maakt de productie zo aartsmoeilijk? Microchips bevatten immens complexe technologie en door hun kleine formaat zijn enorm precieze productiemethoden nodig, het hele proces vereist knowhow waar China simpelweg niet over beschikt.

Daarbovenop zijn landen bijzonder voorzichtig met het delen van informatie over hun productie. Europa en de Verenigde Staten beschuldigen China er regelmatig van hun technologie te kopiëren, daarbovenop zien de westerse grootmachten China als een strategische concurrent. Daarom beperken ze de toegang van China tot het productieproces.

Technologische autarkie

Naast ruwe aardolie, vormen computerchips het grootste importproduct voor China. Vorig jaar zou China voor zo’n 300 miljard dollar aan microchips geïmporteerd hebben.

Ondertussen probeert Peking op allerhande manieren die achterstand in te halen. Tussen 2014 en 2030 wil de Chinese overheid 150 miljard dollar in de chipindustrie pompen. Daarnaast aast de Chinese overheid op ingenieurs uit Taiwan door ze goedbetaalde jobs aan te bieden.

De nieuwe investeringen van verschillende landen door de chiptekorten, lijkt de weg vrij te maken richting een soort technologische autarkie, waarbij elk land probeert zo zelfvoorzienend mogelijk te zijn. Wanneer elk land voor zichzelf probeert chips te produceren, kunnen er zich echter nieuwere problemen voordoen. De kans zou dan bestaan dat Europese chips niet meer compatibel zijn met Chinese producten of vice versa. Zo’n scenario zou de globale productie uiteraard geen deugd doen.

Garantie voor Taiwans veiligheid

Hoewel de Chinese productie momenteel niet in de buurt komt van die van Taiwan, heeft de eilandstaat toch reden om zich zorgen te maken in de pogingen tot een inhaalmanoeuvre van Peking. De chipindustrie speelt namelijk een cruciale rol in de veiligheid op Taiwan. Zolang Taiwan over een superieure knowhow en infrastructuur beschikt voor microchips, zal China namelijk twee keer nadenken voor ze tot een militaire invasie van het eiland gaan.

China beschouwt Taiwan als opstandige provincie van de Volksrepubliek. Regelmatig laat China zijn militaire spierballen rollen door gevechtsvliegtuigen en fregatten trainingen in de buurt van het eiland te laten uitvoeren. Dat het tot een regelrechte militaire confrontatie komt is echter onwaarschijnlijk, zolang China daarmee riskeert de cruciale productiecapaciteit voor computerchips van de kaart te vegen.

(evb)

Meer