Na de coronashock in de periode april-juni heeft de Belgische economie zich herpakt in het derde kwartaal. Volgens een eerste raming van het Instituut voor de Nationale Rekening was er een groei met 10,7 procent tegenover het tweede kwartaal, zo meldt de Nationale Bank.
De Nationale Bank plaatst het cijfer meteen wel in context, want tegenover 12 maanden eerder is het cijfer en pak lager. ‘Ondanks die historische heropleving op kwartaalbasis, is de jaar-op-jaargroei nog steeds fors negatief (-5,2 procent)’, klinkt het. ‘Hierdoor is er van een terugkeer naar het niveau van economische bedrijvigheid van vóór de COVID-19-crisis nog geen sprake.’
In het tweede kwartaal was er een krimp van 11,8 procent tegenover het voorgaande kwartaal. Voor het openingskwartaal van 2020 staat een kleinere daling, -3,4 procent, in de tabellen.
Optimistische prognose
Volgens de eerste inschatting steeg de toegevoegde waarde in het derde kwartaal op kwartaalbasis met 12 procent in de industrie, met 18 procent in de bouw en met 9,9 procent in de diensten.
De cijfers moeten ook met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Er is bij het distilleren van de flashraming immers een grotere onzekerheid dan gebruikelijk.
Maar de raming is wel optimistischer dan eerdere prognoses. In de eerste helft van september ging de Nationale Bank nog uit van 8 procent groei in het derde kwartaal. Onder meer de minder strenge coronamaatregelen dragen bij aan de groei, klonk het toen.
Gezinnen sparen meer
Voor heel 2020 verwacht de NBB volgens eerdere cijfers een krimp met 9 procent, gevolgd door 6,4 procent groei in 2021.
Er vielen donderdag ook herziene gedetailleerde cijfers over het tweede kwartaal te rapen, de periode van het grootste deel van de coronalockdown. Zo gaat de koude conjunctuurdouche van minus 11,8 procent gepaard met een daling van de binnenlandse werkgelegenheid met 0,8 procent.
De onzekere tijden waren wel goed voor de Belgische spaarvarkens. De spaarquote steeg met 7,7 procentpunten tot 26,6 procent van het beschikbare inkomen. De Belg spaarde dus ruim een kwart van zijn inkomsten, wat ongezien is.
Dat de gezinnen zoveel spaarden, is te verklaren door de daling van het beschikbare inkomen van de huishoudens met 2,3 procent, in combinatie met een uitgesproken daling van de consumptie van de huishoudens met 11,7 procent.