Belgische belastingbetaler krijgt eenvoudigweg niet de kwaliteit waarvoor zij/hij betaalt

Zonder ingrijpen is België op weg naar de hoogste overheidsuitgaven onder de industrielanden. Maar de kwaliteit van die uitgaven valt nogal tegen. De Belgische belastingbetaler krijgt eenvoudigweg niet de kwaliteit waarvoor zij/hij betaalt.

Naar de hoogste overheidsuitgaven onder de industrielanden

Voor wie het publieke debat wat volgt, lijkt het alsof de miljarden de jongste tijd aan de bomen groeien. Het blijft maar voorstellen voor extra overheidsuitgaven regenen. Voor zowat alles waar iets mis lijkt te lopen, weerklinkt al snel de roep om meer geld: voor onderwijs, politie, justitie, zorg, … Nu is het wel degelijk zo dat overheden in het huidige lagerenteklimaat ruimte hebben voor eventuele bijkomende éénmalige uitgaven. Die zullen de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën op langere termijn niet aantasten. Dat is veel minder evident voor jaarlijks terugkerende uitgaven. Die cruciale voorwaarde van tijdelijkheid wordt in het Belgische beleid al te vaak ‘vergeten’. Bij de roep om extra middelen voor allerlei zaken gaat het zo goed als altijd om jaarlijks terugkerende extra uitgaven.

Daarbij wordt ook opmerkelijk vlot voorbij gegaan aan het feit dat we vandaag al bij de hoogste overheidsuitgaven ter wereld hebben. Volgens de verwachtingen van het IMF komen de totale Belgische overheidsuitgaven in 2026 bij ongewijzigd beleid uit op 55% van het bbp (270 miljard in euro’s van vandaag), met voorsprong de hoogste onder de industrielanden. En de jongste beleidsdiscussies neigen eerder naar nog hogere uitgaven, dan naar lagere uitgaven.

Maar wat met de kwaliteit van die uitgaven?

Hoge overheidsuitgaven hoeven op zich geen probleem te zijn, op voorwaarde tenminste dat daar voldoende tegenover staat. Al te zelden wordt in België de vraag gesteld over de kwaliteit van het beleid: wat krijgen we terug voor al die overheidsuitgaven? Vergeleken met andere Europese landen blijkt dat nogal tegen te vallen. Volgens onze jaarlijkse waar-voor-je-geld-analyse, waarbij we de overheidsuitgaven vergelijken met een maatstaf voor de kwaliteit van het beleid op basis van 57 deelindicatoren, blijkt dat België ondermaats scoort op dat vlak. In maar liefst veertien Europese landen, waaronder Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Zweden, Denemarken en Finland, levert de overheid meer kwaliteit voor lagere uitgaven. In geen enkel land biedt de overheid minder kwaliteit voor hogere uitgaven. Dat soort macro-analyses suggereert dat de efficiëntie van onze overheidsuitgaven duidelijk beter zou moeten kunnen.

Nood aan meer kwaliteit, niet aan meer overheidsuitgaven

De Belgische overheidsuitgaven horen bij de hoogste ter wereld. Toch blijkt er voor allerlei essentiële overheidstaken te weinig geld. Denk maar aan recente in het oog springende voorbeelden zoals de staatsveiligheid, de schoolbussen of de wachtlijsten in de zorg. Het antwoord op die paradox is niet noodzakelijk meer middelen, maar meer kwaliteit en efficiëntie in de overheidsuitgaven. De vraag of we de bestaande middelen wel efficiënt inzetten, moet veel hoger op de agenda. Het antwoord is immers een duidelijke neen. Er worden ondertussen bescheiden stappen gezet, met bijvoorbeeld spending reviews, maar dat soort initiatieven moet veel breder. De Belgische belastingbetaler krijgt eenvoudigweg niet de kwaliteit waarvoor zij/hij betaalt, en dat wordt hoe langer hoe moeilijker houdbaar.


De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten

Meer