De lasten op arbeid zijn nergens zo hoog als in ons land, zo blijkt uit de jaarlijkse vergelijking door denktank OESO.
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling berekende voor elk van haar lidstaten de belastingdruk op arbeid. Daarbij kijkt de OESO vooral naar de loonwig of ’tax wedge’: het verschil is tussen de loonkosten die de werkgever betaalt en het nettoloon dat de werknemer overhoudt.
Alleenstaanden
Voor een alleenstaande werknemer zonder kinderen kwam de loonwig vorig jaar uit op 52,6 procent. Dat is nog wat hoger dan een jaar eerder. Het gaat om de som van de werkgevers- en werknemersbijdragen en de inkomensbelastingen.
Nergens elders ter wereld wordt de grens van 50 procent van de loonkosten overschreden: Duitsland staat op twee met 48,1 procent en Oostenrijk op 47,8 procent. De kleinste belastingdruk is terug te vinden in Colombia (0 procent), Chili (7 procent) en Nieuw-Zeeland (19,4 procent).
Tweeverdieners
De OESO deed ook de oefening voor tweeverdieners met twee kinderen. Ook voor dit inkomenstype komt België als wereldkampioen uit de bus, met een loonwig van 45,2 procent. Daarmee gaat ons land drie andere eurolanden, Italië, Frankrijk en Duitsland met elk 40,9 procent, vooraf.
(lb)