Key takeaways

• Audi overweegt een fabriek in de VS te bouwen om tarieven op geïmporteerde auto’s te omzeilen.
• Een joint venture met Porsche zou het project economisch haalbaarder kunnen maken.
• Gedeelde productie van SUV’s van Audi en Porsche zou de capaciteit maximaliseren en de kosten verlagen.

De heffing van invoerrechten door de VS heeft de Duitse autofabrikanten onder zware druk gezet, waardoor ze hun productiestrategieën moesten heroverwegen. Terwijl Mercedes en BMW al productiefaciliteiten in de Verenigde Staten hebben, is Audi, een dochteronderneming van Volkswagen, daar nog niet aanwezig. Geconfronteerd met stijgende kosten als gevolg van het Amerikaanse invoertarief van 27,5 procent overweegt Audi momenteel de mogelijkheid om een eigen fabriek in Amerika op te zetten.

Audi-fabriek in de Verenigde Staten

De vraag rijst echter of een Audi-fabriek levensvatbaar zou zijn, aangezien de bestaande VW-fabriek in Chattanooga, Tennessee, niet op volle capaciteit draait. Automobieldeskundige Ferdinand Dudenhöffer stelt een mogelijke oplossing voor waarmee Volkswagen een aanzienlijk voordeel kan behalen ten opzichte van het beleid van Trump.

Door auto’s in de VS te produceren, zouden autofabrikanten de tarieven kunnen omzeilen en hun producten mogelijk belastingvrij naar Europa kunnen exporteren. Dit zou kunnen leiden tot kostenbesparingen tot 30 procent, wat een aanzienlijk concurrentievoordeel zou zijn ten opzichte van fabrikanten die nog steeds vanuit Europa of Mexico exporteren.

Mexico

De aantrekkelijkheid van Mexico als productiecentrum is afgenomen door het veranderende politieke landschap. De heffing door Trump van 27,5 procent invoerrechten op auto’s uit Mexico ondermijnt de aantrekkelijkheid nog verder. Dudenhöffer wijst erop dat de Audi-fabriek in Mexico, met een recente productie van slechts 145.000 voertuigen, inefficiënt werkt, dus verplaatsing naar de VS lijkt aannemelijk.

De vestiging van nog een fabriek in de VS zou op lange termijn bescherming bieden tegen toekomstige politieke onzekerheden. Het simpelweg bouwen van een nieuwe fabriek kan echter economisch niet haalbaar zijn als de productiecapaciteit niet gemaximaliseerd wordt. Dudenhöffer stelt een oplossing voor: Audi zou moeten samenwerken met zijn zustermerk Porsche, dat ook geen productievestiging heeft in de VS.

Voordelen joint venture

Het delen van een nieuwe fabriek zou voor beide merken voordelig kunnen zijn. Audi en Porsche delen technologische synergieën, met modellen zoals de Q5 en Macan die op vergelijkbare platforms gebouwd zijn. Het bundelen van middelen voor belangrijke productiefasen zoals carrosserie, lakwerk en assemblage biedt mogelijkheden voor aanzienlijke kostenbesparingen.

Dudenhöffer gelooft dat deze joint venture aanpak steeds gebruikelijker wordt in de auto-industrie, waar fabrieken van meerdere merken de norm worden. Door het verkoopvolume van Audi (ongeveer 200.000 voertuigen per jaar in de VS) te combineren met dat van Porsche (ongeveer 75.000 eenheden, waaronder 25.000 Macans) zou de totale productie meer dan 250.000 voertuigen kunnen bedragen, zowel voor de binnenlandse als de exportmarkt.

Imago

De samenwerking zou Porsche ook in staat stellen om flexibel te reageren op marktschommelingen, terwijl de winstmarges behouden blijven. Dudenhöffer wijst bezorgdheid over een mogelijke verwatering van het imago van Porsche van de hand en benadrukt dat het doel van het merk blijft om uitzonderlijke rijervaringen te bieden, ongeacht waar deze worden geproduceerd.

Bovendien past de groeiende vraag naar SUV’s met verbrandingsmotor in de VS goed bij de recente beslissing van Porsche om zich opnieuw op dit segment te richten. Het zou strategisch zinvol zijn om deze auto’s lokaal te produceren. Dudenhöffer concludeert dat een gezamenlijke fabriek niet alleen het marktaandeel zou vergroten, maar ook de kostenstructuur zou verbeteren dankzij de lagere arbeidskosten in de VS.