Ook oorlog in Poetins achtertuin? Azerbeidzjan en Armenië clashen opnieuw

Afgelopen nacht vonden nieuwe schermutselingen plaats tussen Azerbeidzjan en Armenië. Hoewel beide landen een staakt-het-vuren onderhandelden, wordt dit geregeld met de voeten getreden. Beide kanten beschuldigen elkaar als aanstoker van het conflict, hoewel het toch vooral Azerbeidzjan lijkt dat de gevechten is gestart.

Maandag omstreeks 23u30 verzamelden Azerbeidzjaanse troepen aan de grens met Armenië en werden enkele Armeense grenssteden en -gebieden beschoten met artillerievuur. Dat schrijft Nagorno Karabakh Observer, dat de situatie in de gaten houdt. Het Azerbeidzjaanse ministerie van Defensie zegt juist het omgekeerde: “Verschillende posities, schuilplaatsen en versterkingen van het Azerbeidzjaanse leger werden onder vuur genomen door wapens met een verschillend kaliber, waaronder mortieren, door eenheden van het Armeense leger.

Op OC Media, een onafhankelijk medium dat over de Kaukasus bericht, staat echter een andere verklaring van dat ministerie te lezen: “De aanvallen tegen Armenië zijn een antwoord tegen de provocaties van saboteurs.” Daarmee geeft Azerbeidzjan toe de aanvallen te hebben uitgevoerd, maar het legt de schuld ervan bij Armeense saboteurs. Die zouden landmijnen hebben gelegd in de grensdistricten Kalbajar en Lachin, allebei in Azerbeidzjaans bezit na de tweede oorlog in Nagorno-Karabach.

Waar gaat de strijd over?

Beide landen leven al langer op gespannen voet. Aan de basis ligt de situatie in Nagorno-Karabach. Daar is al sinds 1988 een conflict bezig, dat vooral draait rond etnische spanningen. De regio was ten tijde van de Sovjet-Unie een autonome deelstaat (oblast) binnen Azerbeidzjan. Het overgrote deel van de inwoners is echter etnisch Armeens, en zou dus liever deel uitmaken van Armenië.

De bevolking startte in 1988 een guerrilla-oorlog, met steun van Armenië. In 1991 riep het lokale parlement de onafhankelijkheid uit van de Republiek Artsakh: dit zou de Eerste oorlog in Nagorno-Karabach uitlokken. Zes jaar, en een dertigduizend doden verder, werd vrede gesloten. Sinds 1994 vonden nog regelmatig kleine opstootjes plaats in de regio of aan de grens met Armenië, maar dit bleef vaak zeer kleinschalig.

Tot 2020 aanbrak: op 27 september kondigde Azerbeidzjan, geruggensteund door Turkije en enkele buitenlandse huurlingenlegers, een offensief aan. Het doel was de meer zuidelijk gelegen gebieden in Nagorno-Karabach te veroveren; de door Artsakh (met Armenië als senior partner) zwaarversterkte berggebieden, daar was geen beginnen aan.

Nadat Azerbeidzjan op 8 november de stad Şuşa wist te veroveren, de op één na grootste stad in de regio, onderhandelden beide kanten over een staakt-het-vuren, onder toeziend oog van Rusland.

Op bovenstaande kaart staat aangeduid wat de gevolgen waren van het staakt-het-vuren. Armenië behield het gebied in het roze, Artsakh (nog steeds niet erkend als onafhankelijke staat), en Azerbeidzjan bleef baas over het lichtgroene gebied. Het lichtblauwe gebied werd door Azerbeidzjan in het conflict in 2020 veroverd, terwijl het land het donkergroene gebied ook kreeg van Armenië als deel van de vredesonderhandelingen. In het donkerblauwe vlekje, de Lachin corridor, zouden sindsdien zo’n 2.000 Russische vredestroepen aanwezig zijn.

Rusland moet helpen

Ook nu werd, toen de schermutselingen nog maar enkele minuten oud waren, meteen naar het Kremlin gebeld voor steun. Armenië vroeg Rusland, de CSTO (de Organisatie voor het Verdrag inzake Collectieve Veiligheid, het Russische alternatief voor de NAVO) en de VN om hulp tegen de agressie van Azerbeidzjan. De gevechten zouden ondertussen echter al terug gestaakt zijn.

(as)

Meer