Groot-Brittannië wil het Brits-Nederlandse olieconcern Shell toelaten om een aantal afgeschreven boorplatformen in de Noordzee op hun plaats te laten. Daarmee dreigt het land echter in conflict te komen met de Europese Commissie en vijf lidstaten van de Europese Unie. Duitsland noemt het Britse voorstel een grotesk idee en een tikkende tijdbom.
De volgende drie decennia zullen in de Noordzee honderden olieboorplatforms hun activiteiten stopzetten omdat ze het einde van hun operationele levenscyclus hebben bereikt. Een complete ontmanteling van die installaties zou van de eigenaars grote kosten vergen.
Brent
Om die kosten te beperken, heeft Shell aan de Britse regering gevraagd om bij de afbraak van drie Brent-installaties, ten noordoosten van de Shetland-eilanden, de betonnen basis en een deel van de stalen bovenbouw te mogen achterlaten.
In de basis van de betrokken platforms is echter nog ongeveer elfduizend ton ruwe olie en giftige producten achtergebleven. Om die reden heeft Duitsland een klacht ingediend tegen de plannen van Shell. Het land krijgt daarbij de steun van Zweden, België, Nederland en Luxemburg.
De Europese Commissie heeft over de problemen een brief geschreven aan Theresa Villiers, Brits minister van leefmilieu. Het schrijven herinnerde de Britse minister dat de structuren volgens de Europese wetgeving als gevaarlijk afval kunnen worden gecatalogeerd. Alleen Noorwegen blijkt zich akkoord te kunnen verklaren met de versoepelde regels die Groot-Brittannië aan Shell zou aanbieden.
Duits milieuminister Jochen Flasbarth zei zwaar geschokt te zijn. “Duitsland en Groot-Brittannië werken op milieugebied meestal heel goed samen,” aldus de minister. “Beide landen maken zich ernstig zorgen over de toestand van de oceanen. Dan is het onbegrijpelijk dat men duizenden tonnen verontreinigd water in de Noordzee zou achterlaten.”
De problematiek staat volgende maand op de agenda van een vergadering van de leden van Ospar, de conventie voor de bescherming van de mariene omgeving van het noordoosten van de Atlantische Oceaan. Ospar is een samenwerkingsverband van vijftien landen en de Europese Unie.
Aangezien de booreilanden zich op Brits grondgebied bevinden en Ospar geen wettelijke macht heeft om boetes op te leggen, zou de Britse regering in theorie de bezwaren van de andere staten kunnen negeren.
Habitat
De meningsverschillen over de ontmanteling van afgeschreven petroleum-infrastructuur dateren van het midden van de jaren negentig van de voorbije eeuw. Toen had Shell voorgesteld opslaginfrastructuur in het Brent-bekken te laten zinken. Dat leidde echter tot protesten van de milieugroep Greenpeace. In Duitsland kwam het tot een boycot tegen benzinestations.
Die acties zorgden ervoor dat Shell beloofde een alternatieve oplossing te zoeken. De voorbije jaren hebben Britse politici en een aantal organisaties echter aangevoerd dat het wettelijk kader is verouderd. Volgens hen zou de volledige ontmanteling het leefmilieu meer schade dan baten kunnen toebrengen.
Een studie van de Scottish Wildlife Trust voerde aan dat de oude boorplatfomen kunnen uitgroeien tot kunstmatige riffen. Die zouden een waardevolle habitat kunnen vormen voor het mariene leven. In juni ontmantelde Shell het bovenste deel van de Brent-booreilanden. De verwijdering van de resterende delen zou volgens het bedrijf bijzonder riskant zijn.
Jochen Flasbarth wees echter naar de fiscale afspraken tussen de Britse regering en Shell. “Dan is het duidelijk dat Groot-Brittannië niet naar de meest milieuvriendelijke, maar wel naar de goedkoopste oplossing op zoek is,” aldus de Duitse minister.
Duitsland en de andere lidstaten van de Europese Unie zeggen dat de resterende olie en verontreinigende stoffen een tikkende tijdbom zijn die uiteindelijk in zee zal sijpelen. Volgens hen zal het wegpompen van de olie en verontreinigende producten weliswaar een belangrijke kost veroorzaken, maar zijn de operaties technisch perfect mogelijk.
Volgens een rapport van de Duitse regering omvatten de plannen van Shell belangrijke gebreken. Bovendien wijst de studie op vooringenomenheid. De voorstellen van Shell zijn immers gebaseerd op richtlijnen van het Britse ministerie van energie en industriële strategie. Shell verwerpt echter deze aantijgingen.