We zijn 7 jaar na het decreet “complexe projecten”, dat een procesaanpak voorziet om projecten te realiseren binnen een aanvaardbare termijn en met een zo groot mogelijk draagvlak. Er zijn 13 dossiers opgestart maar tot op vandaag 0 vergunningen afgeleverd.
Duurzaam ondernemen betekent dat een project rekening houdt met de impact op de mensheid (people), de planeet (planet) en de winst of welvaart die het wil realiseren (profit/prosperity). Een gezond evenwicht tussen deze drie pijlers moet dus het doel zijn.
Problematisch wordt het wanneer individuele belangen de bovenhand halen ten aanzien van het algemene belang en de realisatie van grote investeringsprojecten tegenhouden. Om tegenkanting te mijden, wordt daarom de laatste jaren veel ingezet op participatie. En terecht.
Door burgers vroeg te betrekken in het proces, worden hun bezorgdheden sneller kenbaar en kan een project waar nodig worden bijgestuurd. En als alles goed gaat, mondt participatie dus uit in co-creatie. Dat moet een win-win zijn voor iedereen: het project wint aan kwaliteit en mag rekenen op meer maatschappelijk draagvlak en tezelfdertijd wint het optreden van de overheid aan legitimiteit.
Om die reden heeft onze decreetgever de laatste jaren in verschillende decreten handvaten voorzien om participatie alle kansen te geven, met als uitschieter het decreet “complexe projecten” waarin draagvlakvorming centraal staat. Maar wat blijkt? Op 7 jaar tijd zijn er 13 dossiers opgestart, maar is er nog geen enkele vergunning afgeleverd.
Enkele jaren praktijkervaring met dat nieuwe decreet, leert ons dat ook het participatiemodel op zijn limieten stuit. Het is en blijft immers een utopie te denken dat honderd procent draagvlak bij grote investeringsprojecten haalbaar is.
En wanneer een participatieproces correct en fair is verlopen en tegenstanders zich alsnog roeren, is het cruciaal dat beslissingen worden doorgezet. De overheid moet de ontvangen input naar waarde schatten en vervolgens een daadkrachtige beslissing nemen met het algemeen belang in het achterhoofd.
In het huidige regeerakkoord klopte de Vlaamse regering zich op de borst door te verkondigen dat ze bij grote infrastructuurprojecten het algemeen belang zal laten primeren en niet zal toestaan dat belangrijke projecten buitenproportioneel worden tegengehouden omwille van louter particuliere belangen. Inzake de Oosterweelverbinding lijkt de Vlaamse regering de daad bij het woord te voegen.
Maar de investeringsprojecten die al jaren in de wachtrij staan, zijn legio. Denk maar aan de Nood-Zuidverbinding in Limburg, de nieuwe zeesluis voor de haven van Zeebrugge, het Ventilusproject van Elia, het sluiten van de Gentse ring of de extra containerbehandelingscapaciteit in de Antwerpse haven, … om er maar enkele te vernoemen. Het is broodnodig dat ook deze investeringsprojecten vooruitgang boeken en kan worden overgegaan tot realisatie.
We moeten opletten dat Vlaanderen in het buitenland niet aanzien wordt als regio met een Banana-mentaliteit (“build absolutely nothing anywhere near anything or anyone”), waar niets meer kan of mag.
De auteur Steven Betz is Senior Adviseur Milieu & Ruimtelijke Ordening bij Voka
Bovenstaande column is de laatste in de reeks “De relance in 10 cijfers”
Lees ook:
Waarom onze 29e plaats op de ranglijst voor ondernemerschap een probleem is
-2,9%: waarom we de belastingdruk op arbeid verder moeten verlagen
Hoe we onze uitstoot met 47% omlaag krijgen
Hoe we 1 miljoen extra gepensioneerden kunnen opvangen
Waarom 19% afgestudeerden in STEM echt te weinig is
Waarom we niet te lang mogen wachten met de begrotingsinspanning van 23 miljard
Hoe 8 ministers van Volksgezondheid een doelgericht beleid in de weg staan
Waarom we absoluut 640.000 mensen aan het werk moeten krijgen