Wanneer de jonge John Scott Ellis in 1930 met moeite afstudeert aan het Eaton College, besluit zijn familie hem een tijd naar Kenia te sturen, waar ze honderden hectare grond bezit (net als in het centrum van Londen en in Noord-Amerika trouwens). Maar ook een verblijf in München staat op zijn programma, waar hij in 1931 te gast is bij de bevriende familie Pappenheim.
Amper in de stad aangekomen is Ellis onder de indruk van de uitgestrektheid ervan. Dit jeugdige lid van de Engelse aristocratie besluit dan ook vrij snel zich een voertuig aan te schaffen. Zijn oog valt op een rode Fiat.
In 1931 is de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei de op één na grootste politieke partij van Duitsland. De voorzitter van die partij – de bijna 43-jarige Adolf Hitler – is een succesauteur. Van zijn werk Mein Kampf zijn ruim 50.000 exemplaren verkocht. Hitler geniet van zijn pasverworven status: hij beschikt over een chauffeur, een reeks dienstbodes en bodyguards en betrekt een luxe-appartement aan de Prinzregentenplatz. Ook op sentimenteel vlak zit alles snor. Hij is onlangs een relatie begonnen met de 19-jarige winkelhulp Eva Braun. Zijn bekendheid groeit met de dag. Zelden gaat een dag voorbij zonder dat hij op straat wordt aangeklampt om een handtekening.
Hitler ligt nu op de grond
Wanneer John Scott Ellis – die kort na de oorlog Lord Howard de Walden zou worden en een der laatste grote Britse racepaardenkwekers was- zijn nieuwe wagen heeft betaald, nodigt hij zijn gastheer, de 60-jarige Heinrich Haupt Pappenheim uit voor een ritje.
De oude man moet hem door München loodsen en vermijden dat er ongelukken gebeuren. Samen rijden ze door de Ludwigstrasse, waarna Ellis rechts de Briennerstrasse wil inslaan. Maar een man die net het kruispunt wil oversteken vergeet naar links te kijken waarna Ellis met zijn rode Fiat hem niet meer kan ontwijken.
De voetganger is een veertiger met een kleine snor en ligt nu op de grond. Ellis is ontzet, maar wordt gerustgesteld wanneer de man onmiddellijk opnieuw rechtstaat. Het is snel duidelijk dat hij niet ernstig gewond is. Ellis laat – omdat hij geen Duits spreekt – Pappenheim het woord voeren, die zich uitput in het maken van excuses. De man maakt geen misbaar, veegt snel zijn pak schoon, schudt Ellis en Papenheim de hand en vervolgt zijn weg.
Ik neem aan dat je niet weet wie dat was? vraagt Pappenheim aan zijn jonge genodigde. Natuurlijk niet. Wel, hij is de leider van een politieke partij en hij praat veel. Adolf Hitler is zijn naam.
Een tweede ontmoeting met Hitler
Drie jaar later bezoekt Hitler het Residentztheater, waar hij gezeten in een privé-loge een operavoorstelling bijwoont. Op dat moment is hij rijkskanselier en de man wiens naam over iedereens lippen rolt. In de loge naast de zijne zit ene John Scott Ellis, 21 jaar oud. Die brengt zijn kersverse Duitse bruid naar de opera. Ellis herkent de man die hij drie jaar eerder omver reed, stelt zichzelf voor en vraagt Hitler of hij zich het incident herinnert. ‘Uiteraard,’ antwoordt Hitler, tot Ellis verbazing. Beide mannen voeren daarna een kort, maar warm gesprek. Scott Ellis zou in 1999 overlijden en zijn ontmoeting met Hitler zou zijn leven lang zijn geliefkoosde gespreksonderwerp blijven.
Een paar seconden lang misschien hield ik het lot van Europa in mijn onhandige handen. Hij had een paar schaafwonden, maar had ik hem gedood, dan zou de wereldgeschiedenis er anders hebben uitgezien.