Toen de Japanse hoofdstad Tokio door het IOC werd aangewezen als gaststad voor de Olympische Spelen van 2020, werden de kosten voor de organisatie van het evenement daarvoor op 7 miljard dollar gebudgetteerd. 3 jaar voor de aanvang van het vierjaarlijkse sportfeest loopt de schatting nu op tot 12 miljard dollar.
Dat mag niet verwonderen, vermits steden die de Spelen organiseren er nooit in slagen de kosten binnen het geplande budget te houden. Toen in 2016 de Braziliaanse stad Rio de Janeiro de Spelen organiseerde, werd vier keer meer geld uitgegeven dan oorspronkelijk was gepland.
Steden geven gemiddeld 179% meer uit dan gebudgetteerd wanneer ze de Spelen organiseren. Dat is een pak meer dan wanneer ze wegen bouwen (gemiddeld +20%), spoorwegen (+45%) of waterdammen aanleggen (+95%).
Parijs en Los Angeles
Het IOC vraagt Tokio nu de uitgaven beter onder controle te houden om toekomstige kandidaat-gaststeden niet verder af te schrikken. Toch is het waarschijnlijk al te laat: zowel Boston, als Rome en Boedapest trokken hun kandidatuur voor de organisatie van de Spelen van 2024 in, omdat de lokale bevolking vond dat belastinggeld beter besteed kon worden dan aan de organisatie van het veertiendaags evenement.
Voor de Spelen van 2024 en 2028 blijven nu nog twee kandidaten over: Parijs en Los Angeles. Deze laatste stad heeft al zijn voorkeur uitgesproken voor de Spelen van 2028, omdat president Trump dan niet langer aan de macht zal zijn.