De Euro 7-norm treedt vanaf 1 juli 2025 in voege voor nieuwe wagens. “Dat betekent onder meer dat voertuigen vanaf dan minder CO2-uitstoot mogen uitstoten, wat betekent dat er nieuwe technologische ontwikkelingen nodig zijn. En dat kost veel geld”, verduidelijkt Alain De Jong, journalist bij GoCar, in een gesprek met Business AM.

Beluister hieronder het volledige gesprek met Alain De Jong.

De essentie: De toekomstige Euro 7-norm, die in 2025 in werking moet treden, wordt niet door iedereen op gejuich onthaald. Zo verzet onder meer de Italiaanse minister van Transport Matteo Salvini (Lega Nord) zich tegen die nieuwe grenswaarden voor de CO2-uitstoot van wagens. De autoconstructeurs waarschuwen dan weer dat daardoor het prijskaartje van de wagen fors kan oplopen.

• Volgens een studie van Frontier Economics, in opdracht van de ACEA, kunnen de kosten door de Euro 7-norm vier tot tien keer hoger liggen dan wat de Europese Commissie op voorhand had voorspeld. “Er is heel wat research en ontwikkeling nodig om ervoor te zorgen dat de wagens aan die nieuwe normen voldoen. Dat kost heel veel geld. De producenten zullen die extra kosten doorrekenen aan de consument”, verduidelijkt De Jong.
• Hij stelt zich daarbij de vraag of een auto bezitten nog voor iedereen zal zijn in de toekomst. Het doel van de Euro 7-norm is om het wagenpark te vergroenen, en mensen aan te zetten om over te schakelen naar een elektrische wagen. “Maar tot op vandaag zijn elektrische wagens behoorlijk duur. Niet iedereen kan zich zo’n voertuig permitteren”, klinkt het.
• De Jong voegt eraan toe dat door de Euro 7-norm aan het aanbod voertuigen veel kleiner wordt. “Veel merken schrappen de goedkopere basismodellen uit hun catalogus, omdat de winstmarges daarop zodanig klein zijn”, zegt hij. “Daardoor brengen ze enkel nog de duurdere wagens aan de man. Met die modellen valt meer te verdienen en is het dus rendabeler om daarvoor nieuwe technologieën te ontwikkelen.”