Deze week presenteerde de Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen de Europese respons op de Amerikaanse “Inflation Reduction Act”, een maatregel waarmee de regering-Biden bedrijven royale belastingkredieten en -verminderingen wil bieden om groene investeringen te stimuleren. De Europese regeringen en industrie maken zich hierover grote zorgen, aangezien de Amerikaanse steun is voorbehouden aan producten die meestal in Noord-Amerika worden vervaardigd.
Met dit plan, dat de naam “Green Deal Industrial Plan” kreeg, wil de Commissie groene innovatie binnen de Europese Unie ondersteunen. De voorgestelde aanpak is helaas nogal protectionistisch. De Commissie bestrijdt dus vuur met vuur. Dat is een slecht idee, zoals de jaren dertig van de vorige eeuw, met zijn tit-for-tat protectionisme dat uitmondde in wereldwijde economische ellende, hebben aangetoond.
De Europese Commissie wil daarbij de EU-regels voor staatssteun sterk afzwakken, waardoor regeringen in de EU de staatssteun van de Verenigde Staten of andere niet-EU-lidstaten zouden kunnen “matchen”. Dat idee is zeer controversieel, zelfs binnen de Europese Commissie. Bij de presentatie van de voorgestelde wijziging van de regels voor staatssteun waarschuwde Margrethe Vestager, de EC-vicevoorzitter die ook verantwoordelijk is voor mededingingsbeleid, dat dit een “ingrijpende” wijziging inhoudt die “aanzienlijke risico’s met zich meebrengt voor de integriteit van de interne markt en voor onze cohesie”, maar daarom ook “tijdelijk” moet zijn. Het is maar de vraag of er nog iemand is binnen de Europese Commissie die zich de waarschuwing van Nobelprijswinnaar Milton Friedman nog herinnert dat “niets zo permanent is als een tijdelijk overheidsprogramma”.
Andere wijzigingen van de EU-staatssteunregels houden onder meer een verhoging in van de plafonds waaronder de lidstaten subsidies kunnen uitdelen zonder deze bij de Commissie aan te moeten melden en een uitbreiding van de werkingssfeer van eerdere vrijstellingen van de staatssteunregels tot “alle mogelijke hernieuwbare energiebronnen”.
Een “Europees soevereiniteitsfonds”
Sinds maart 2022 werd niet minder dan 80 procent van de 672 miljard euro aan staatssteun die de Commissie heeft goedgekeurd, uitgegeven door Duitsland en Frankrijk, wat bewijst dat dit soort ondermijning van de interne markt van de EU vooral ten goede komt aan bedrijven met goede connecties in de twee grootste economieën van de EU. Het is dan ook geen verrassing dat er veel verzet is tegen de plannen, uit de Benelux, Scandinavië maar ook uit Tsjechië, Slowakije, Estland, Ierland, Oostenrijk en Italië.
Om het verzet glad te strijken wil de Europese Commissie een nieuw “Europees soevereiniteitsfonds” oprichten, wat betekent dat Europese burgers niet alleen minder concurrentie zouden ondervinden, maar ook hogere belastingen zouden moeten betalen, ter financiering van dit nieuwe fonds. Op zijn minst geeft de Commissie er de voorkeur aan hiervoor ongebruikte middelen uit bestaande EU-fondsen in te zetten, in tegenstelling tot EU-Raadsvoorzitter Charles Michel, die voorstelde om het soevereiniteitsfonds te financieren met een nieuwe rondje van gezamenlijk uitgegeven EU-leningen – met andere woorden: meer schuld, betaald door de kleinkinderen, en een zoveelste rondje EU-transfers, aangezien landen met hogere kredietwaardigheid bij gemeenschappelijk uitgegeven schuld uiteraard meer risico lopen. Robert De Groot, de Nederlandse permanente vertegenwoordiger bij de EU, bekritiseerde Michels idee dan ook “zoals Marx on steroids”.
Regeldruk
Gelukkig wil de Europese Commissie in haar voorstellen ook de regeldruk voor innovatie verlagen, een welkome terugkeer naar de “better regulation” agenda, waarbij de EU in de jaren voor het Brexit-referendum probeerde tegemoet te komen aan de klachten over de excessieve kost van steeds meer en omslachtiger EU-regelgeving. Naast voornemens zoals het vereenvoudigen van vergunningsprocedures, bijvoorbeeld door de invoering van een “one-stop-shop” in de lidstaten, moet de EU daarbij echter ook opnieuw kijken naar het wegwerken van de interne belemmeringen voor kapitaalverkeer. Die dienen tot slot om financiering te verschaffen voor innovatieve ondernemingen – zowel in de energiesector als daarbuiten.
Momenteel wordt de Solvency II-richtlijn van de EU herzien. De verzekeringssector is Europa’s grootste institutionele belegger, dus dit biedt een mooie kans voor investeringspotentieel. Het “Deense compromis” van de verordening kapitaalvereisten (CRR), waarbij bepaalde nationale discretionaire bevoegdheden toegestaan blijven, leidde daarbij tot een ongelijk speelveld tussen banken en verzekeraars, omdat banken voor hun verzekeringsactiviteiten konden genieten van gunstiger kapitaalbufferregels. Als gevolg daarvan worden verzekeraars benadeeld, dus dit is iets wat met de herziening van de regelgeving moet worden rechtgezet.
Ook het project om een “kapitaalmarktenunie“, een ware interne markt voor kapitaal in alle lidstaten, tot stand te brengen, die moet helpen financiering vrij te maken om de groei te stimuleren en investeringsmogelijkheden te openen, is reeds sinds lange tijd geblokkeerd. Als gevolg hiervan hebben Europese investeerders en innovators een grote achterstand op de Verenigde Staten, waar veel grotere kapitaalreserves beschikbaar zijn voor start-ups en scale-ups, om hen te helpen uitgroeien tot wereldspelers. In Europa wordt de toegang tot kapitaal voor kleinere ondernemingen belemmerd door omslachtige, dure regelgevingsprocessen en gefragmenteerde kapitaalmarkten.
Een andere maatregel die enig goed zou kunnen doen is de voorgestelde EU-“Listing Act“, die tot doel heeft de huidige omslachtige vereisten voor een beursnotering te vereenvoudigen. Dat laatste is immers belangrijk om bedrijven toe te laten middelen aan te trekken op de kapitaalmarkten. Dit is een prioriteit voor het Zweedse voorzitterschap, omdat het Europese bedrijven zou helpen om meer kapitaalinvesteringen aan te boren en daardoor minder afhankelijk te worden van banken, wederom met het Amerikaanse investeringsklimaat als voorbeeld.
Besluit
Dergelijke aanpassingen van het Europees regelgevend kader moeten een prioriteit zijn voor de Europese Commissie, niet het laten verwateren van de nu al vaak niet toegepaste EU-staatssteunregels.
Als de door de Europese Commissie voorgestelde wijzigingen van de staatssteun door de EU-lidstaten en het Europees Parlement worden aanvaard, zou dat betekenen dat de Europese interne markt bijna zes jaar lang, van begin 2020 tot eind 2025, onder een regime van verwaterde staatssteunregels zal functioneren, met alle gevolgen van dien voor eerlijke concurrentie. Zelfs de linkse Spaanse regering, die niet bekend staat als een groot voorstander van vrijemarkteconomie, waarschuwde al dat de EU “moet voorkomen dat het Europese gelijke speelveld wordt verstoord door de uiteenlopende fiscale capaciteiten van de lidstaten”.
De vier vrijheden van de EU – van goederen, kapitaal, diensten en personen – zijn nooit volledig geïmplementeerd. Nu de economische globalisering wordt bedreigd, moet de EU voorkomen dat het zelf haar eigen kroonjuweel – de interne markt – ondermijnt. Meer dan ooit is het nu tijd om de interne markt te voltooien.
Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.