Aanvullend pensioen moet kloof dichten met rusthuisfactuur

Aanvullend pensioen moet kloof dichten met rusthuisfactuur
Getty Images

Een duurzame tweede pensioenpijler moet minstens de kloof dichten tussen het wettelijk pensioen en de rusthuisfactuur. De regeringsdoelstelling – 3 procent of meer van het brutoloon opzijleggen voor een aanvullend pensioenplan – is in deze moeilijke economische tijden allesbehalve vanzelfsprekend, maar vanuit het voorzorgsprincipe moeten we de oude dag van de bevolking voorbereiden.

Tweede pijler?

De tweede pijler is het bijkomende pensioen dat je opbouwt via het werk, als aanvulling op het wettelijke pensioen. Er bestaan twee grote systemen: stortingen in een groepsverzekering of in een pensioenfonds, afhankelijk van het bedrijf en de sector. De stortingen komen vooral van de werkgever, en vormen zo een onderdeel van het totale verloningspakket.

Wat zegt het regeerakkoord hierover?

“Wat de tweede pensioenpijler betreft, blijft het een doelstelling om deze verder te veralgemenen. In een eerste stap moet de harmonisering tussen arbeiders en bedienden op het vlak van aanvullend pensioen tot een goed einde worden gebracht”, zo staat op pagina 23 van het regeerakkoord uit 2020 te lezen.

En verder: “Tegelijkertijd worden de sociale partners uitgenodigd om te bekijken hoe elke werknemer zo snel als mogelijk gedekt kan worden door een aanvullend pensioenplan dat een bijdrage van minstens 3 procent van het brutoloon omvat.”

Het regeerakkoord stelt dus:

  • dat iedereen toegang zou moeten hebben tot de tweede pijler.
  • en stelt een objectief van minstens 3 procent van het brutoloon voorop.

Wat is de huidige situatie?

Veel van de werknemers hebben ofwel geen tweede pijler, ofwel een tweede pijler met onvoldoende bijdrageniveaus om aan het regeringsobjectief te beantwoorden:

  • De gemiddelde bijdrage van de werknemers met tweedepijlerplannen die afgesloten zijn in CAO’s, bedraagt ongeveer 1,5 procent van het loon. Dat is dus de helft van de minimumdoelstelling.
  • Ongeveer 3 op de 4 werknemers worden geconfronteerd met een tweede pijler die ontoereikend is.

Hoe groot is de uitdaging?

De opdracht voor de sociale partners is geen sinecure in tijden waar de veelvuldige indexeringen elkaar opvolgen en de loonhandicap tegenover onze concurrerende landen opnieuw oploopt. Het debat over een “indexsprong” is weer volop actueel om de loonkosten binnen de perken te houden.

De doelstelling uit het regeerakkoord is dan ook in de huidige tijd weinig realistisch te noemen, zeker als deze 3 procent bovenop de index zou dienen te komen. Bovendien leiden deze premies voor aanvullend pensioen niet tot onmiddellijke koopkracht voor zij die het vandaag nodig hebben.

Waarom is een bijdrage van 3 procent toch absoluut noodzakelijk?

Ook al zijn veel gepensioneerden in de eerste jaren van hun pensionering nog erg goed te been, vanuit het voorzorgsprincipe moeten we voorzienig zijn en denken aan “de oude dag” met hogere zorgkosten. Het alleenstaandenpensioen van een klassieke werknemer is in bijna alle gevallen te weinig om er een rusthuisfactuur van 2.000 euro mee te betalen.

Het is duidelijk dat een aanvullend kapitaal dat leidt tot een omzetting van een maandelijkse rente van 500 euro per maand een absoluut minimum is. Vanuit dat opzicht is een bijdrage van 3 procent noodzakelijk, als we de kloof tussen het wettelijk pensioen en de rusthuisfactuur willen dichten.

Er is toch een minimumpensioen van 1.500 euro?

Het bedrag van 1.500 euro netto aan pensioen (bij een volle loopbaan), een hoofdobjectief van de huidige regering, zal zeker met de huidige indexeringen gehaald worden in 2024. Maar anderzijds loopt ook de rusthuisfactuur op, waar de toenemende kosten ook doorgerekend worden naar de inwoners.

Het optrekken van het wettelijk minimumpensioen tot 1.500 euro juichen we toe: het verbetert de pensioensituatie van heel veel mensen.

Maar het zal nog niet volstaan om je eigen zorg op latere leeftijd te betalen. Daar is meer voor nodig, temeer daar het woningbezit sterk terugloopt en niet iedereen op de waarde van de eigen woning zal kunnen terugvallen als bijkomende financiële buffer.


Philip Neyt volgt al decennia de pensioenproblematiek op de voet. Hij was onder meer CEO van het Belgacom-pensioenfonds en voorzitter van Pensioplus, de vereniging van pensioenstellingen.

Meer premium artikelen
Meer

Ontvang de Business AM nieuwsbrieven

De wereld verandert snel en voor je het weet, hol je achter de feiten aan. Wees mee met verandering, wees mee met Business AM. Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en houd de vinger aan de pols.