Het Waalse economische model, een voorbeeld van hoe het niet moet

Amper 40 procent van de Waalse 25- tot 64-jarigen werkt in de privé. Sommige politieke partijen, vooral in Wallonië, lijken daarin nog verder te willen gaan. De private sector nog verder uithollen, is evenwel geen geloofwaardig recept voor toekomstige welvaart.    

De voorbije weken claimden zowel Paul Magnette als Raoul Hedebouw het failliet van het kapitalisme en het einde van het neoliberale verhaal. Het was niet meteen duidelijk welk alternatief ze voorstellen, maar allebei pleitten ze voor fors hogere overheidsuitgaven gefinancierd met extra belastingen, voor een sterkere rol van de overheid, o.m. via de nationalisering van de energieproductie, en voor een sterkere loongroei, ongeacht de implicaties voor de concurrentiepositie van de bedrijven. Het is op z’n zachtst gezegd opmerkelijk dat zulke voorstellen vanuit Waalse hoek gelanceerd worden. Dat soort recepten wordt daar al decennialang geprobeerd, maar de prestaties van het Waalse ‘economische model’ kunnen moeilijk als een succes bestempeld worden.

Kleine private sector 

Sinds begin jaren 80 was de PS maar vier jaar niet aan de macht in Wallonië. Het economische model dat daar toegepast wordt, kan nog moeilijk aan het kapitalisme of neoliberalisme gelinkt worden. Vandaag werkt amper 41 procent van de Waalse 25- tot 64-jarigen in de private sector, het laagste van Europa. In Vlaanderen is dat 52 procent, in Zwitserland zelfs 62 procent. Bijna één op drie van de Waalse 25- tot 64-jarigen is niet aan het werk, en 28 procent werkt bij de overheid. Dat laatste cijfer komt ook tot uiting in het totale aandeel van de publieke sector in de economische activiteit, dat in Wallonië ook tot het hoogste onder de Europese regio’s hoort. De resultaten van dit ‘model’ kunnen moeilijk een succes genoemd worden. Zo liep in 2020 één op vier Walen het risico op armoede of sociale uitsluiting, opnieuw bij de zwakke regio’s van Europa. In Vlaanderen lag dat risico bijna de helft lager.

Beleidsvoorstellen in de verkeerde richting

Dat in de huidige energiecrisis nagedacht wordt over extra steunmaatregelen voor wie het moeilijk heeft, is volstrekt logisch. Maar dat kunnen dan best tijdelijke en gerichte maatregelen zijn om de crisis te overbruggen. Daarnaast moet er werk vooral gemaakt worden van een structurele versterking van de economie, o.a. via maatregelen voor een beter werkende arbeidsmarkt, performanter onderwijs, up-to-date infrastructuur… Als we de crisis aangrijpen om eindelijk dat soort maatregelen te nemen, zullen we op termijn sterker uit deze crisis komen. 

De belangrijkste Waalse partijen kijken evenwel in de andere richting. Permanente uitgavenverhogingen zullen de overheidsfinanciën die al diep in het rood zitten nog verder ondergraven. En de private sector nog meer onder druk zetten via bijkomende belastingen en een aangetaste concurrentiepositie zal het economisch potentieel uiteraard niet versterken. We hebben vandaag al de derde hoogste belastingdruk onder de industrielanden. Hoe hogere belastingen en hogere uitkeringen naar een sterker economisch model moeten leiden, is niet meteen duidelijk.

Net als de coronacrisis zouden we ook de energiecrisis kunnen aangrijpen om ons economisch potentieel structureel op te krikken. Helaas gaan in de regio die dat soort ingrepen het meest nodig heeft de voorstellen toch vooral in de andere richting. De private sector nog verder uithollen, is geen geloofwaardig recept voor toekomstige welvaart.  


Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten 

Meer