Aaron Carroll en Rachel Vreeman van de universiteit van Indiana schreven samen een boek over vaak gehoorde onwaarheden omtrent seks en seksualiteit.
In Don’t Put That in There!: And 59 Other Sex Myths Debunked komen ze tot de conclusie dat vele zaken die voor waar worden aangenomen gewoonweg geen steek houden. Op Vox ontkrachten ze alvast een reeks van die mythes.
Mythe 1: Mannen willen veel vaker seks dan vrouwen
Carroll: “De idee dat mannen geobsedeerd zijn door seks en vrouwen er niet aan denken, is vals.” Volgens studies denkt de helft van alle mannen dagelijks niét aan seks en hebben jonge mannen minder seks dan wordt aangenomen. 51% van de mannelijke vrijgezellen tussen de 18 en 24 jaar hadden het voorbije jaar geen seks (tegenover 57% van de vrouwen uit dezelfde leeftijdsgroep).
Maar er is meer. 5% van de single vrouwen in deze leeftijdscategorie gaf toe vier keer seks per week te hebben of meer, tegenover slechts 2% van de mannen. Pas eens vrouwen de dertig voorbij zijn worden ze op dat vlak door mannen ingehaald.
Mythe 2: Oesters en chocolade zijn afrodisiaca
Carroll: “Er is een soort van placebo-effect. Als mensen denken dat ze ergens seksueel opgewonden van raken, stijgt de kans dat dit gebeurt.” Er zijn echter geen studies die bevestigen dat oesters of chocolade seksuele opwinding stimuleren. Meer nog: tot nog toe bestaat geen enkele voedingsmiddel waarvan wetenschappelijk is bewezen dat het de seksuele appetijt bevordert.
Mythe 3: Besneden mannen ervaren minder seksueel genot
Het wegsnijden van de voorhuid zou er voor zorgen dat het gevoeligste deel van het mannelijk orgaan aan meer wrijving onderhevig is en daardoor ongevoeliger wordt. Anderen beweren echter dat mannelijke besnijdenis de penis net gevoeliger maakt. Voorlopig is echter geen enkel van deze theorieën wetenschappelijk bewezen, al zijn er in Afrikaanse landen wel studies gaande.
Mythe 4: Vrouwelijke ejaculatie bestaat enkel in porno
Volgens Carroll zijn de meeste studies over het onderwerp onbetrouwbaar en bestaat er slechts één observationeel onderzoek van het fenomeen. Het resultaat daarvan was dat het niet bestond, maar de steekproef bestond uit amper 38 vrouwen. Nochtans staat er op internet een overvloed aan (al dan niet betrouwbaar) bewijsmateriaal voor vrouwelijke ejaculatie.
Mythe 5: De gemiddelde penis is 17,8 centimeter lang
Carroll: “Er is een groot verschil tussen de resultaten van studies waarbij mannen gevraagd wordt om hun penisgrootte en studies waarbij hun penis gemeten wordt.” Op basis van de eerste soort ligt de gemiddelde grootte van een penis in erectie ergens tussen de 14,2 en 16,2 cm. De tweede soort studies komt echter uit bij een gemiddelde tussen de 12 en 13 centimeter. Achttien is dus duidelijk overdreven.
Mythe 6: De vrouwelijke seksuele piek komt later dan de mannelijke
Mannen zouden hun seksuele piek op relatief jonge leeftijd beleven, maar vrouwen pas als dertigers. Carroll: “Het probleem is hoe je ‘piek’ definieert. Is het wanneer je het meeste seks hebt of de beste seks? Wat je daar ook op antwoordt, het is niet zo dat dit altijd later komt bij vrouwen. De idee dat het seksuele leven van mannen en vrouwen compleet asynchroon loopt, is dus onjuist.
Mythe 7: Alleen mannen hebben natte dromen
Carroll: “Als je dit definieert als een intense droom die eindigt in wakker worden met een orgasme, dan ervaren vrouwen dit veel vaker dan wordt aangenomen.” Reeds in de conservatieve jaren 1950 antwoordde 40% van de vrouwen op een enquête van het Kinsey Institute dat ze ooit zo’n droom hadden en uit een recentere studie blijkt dat 30% van de vrouwen er één had in het voorbije jaar.
Mythe 8: Bijna alles over de G-Spot
De meeste vrouwen zijn er van overtuigd dat de G-spot bestaat en zich ergens vooraan de vagina of in de schede bij het schaambeen bevindt. Daar is echter geen wetenschappelijk bewijs voor, want er is bij geen enkel ernstig onderzoek ooit een plek vastgesteld met meer zenuwuiteinden. Toch is het evenmin wetenschappelijk bewezen dat de G-spot niét bestaat.
Mythe 9: SOA’s zijn overdraagbaar via besmette toiletbrillen
Carroll: “Het is ongelooflijk hoe bang mensen zijn van toiletbrillen. Eigenlijk is dit het schoonste deel van de badkamer omdat het zo vaak wordt gereinigd.” Bovendien kunnen de meeste seksueel overdraagbare aandoeningen niet buiten het lichaam overleven. Er is dan ook geen enkel bewijs dat iemand ooit een SOA zou hebben opgelopen door op een smerige toiletbril te gaan zitten.