‘Wie geeft een sleutel van zijn huis aan een onbekende? Niemand’

Het Minderhedenforum stelde tot haar grote verontwaardiging vast dat veel Vlamingen geen vreemde poetshulp in hun eigen huis willen. Maar negeert de cruciale vraag of dat wel racisme en verboden discriminatie is. Het gaat ook voorbij aan de courante onwetendheid, gebrek aan professionalisme bij sommige organisaties en andere cruciale factoren. Beseft het wel dat vertrouwen ook verdiend moet worden? Dat geen enkele rechtsstaat dat vertrouwen oplegt?

Mijn eigen ervaring als coördinator van een bedrijf in die sector leerde me veel over die complexe problematiek. Goede en betrouwbare poetshulpen vond ik net zo goed bij allochtone als bij autochtone medewerkers. Maar ook lijntrekkers en profiteurs bleken in beide groepen te vinden.

Wat dan met zo’n vraag? Ik kreeg ze ook, maar kon ze steeds opvangen zonder eraan tegemoet te komen. Soms vroeg dat wat werk, maar het lukte altijd. Er bestaan voldoende eerlijke antwoorden om dat correct op te vangen. En bekwame verantwoordelijken en medewerkers op het secretariaat van zo’n bedrijf kennen die. Of ze behoren dat te doen. Informatie geven over de poetshulpen, ongegronde angst wegnemen, maar ook begrip tonen voor alle legitieme vragen en terechte zorgen, horen daarbij.

De eigen woonst en de veiligheid daarvan krijgt namelijk ook in de wet bijzondere aandacht.

Een poetshulp in huis is immers een vertrouwenskwestie. Niet zelden zijn klanten hulpbehoevend – zodat een malafide hulp rustig wat kan roven voordat dat opgemerkt wordt. Of ze kan vals spelen op de prestaties. Ik herinner me nog het verweer van enkele poetshulpen die volhielden dat ze het recht hadden om een werkdag van officieel acht uren na dik zes uren ter plaatse te mogen beëindigen, want ‘ze werkten héél hard en namen geen rustpauze, noch een middagpauze’.

Andere klanten werken buitenshuis en hebben geen andere keuze dan de hulp een sleutel van het huis te geven. Maar dat laatste vereist wel dat er voldoende vertrouwen is. Vroeg of laat komt de klant, of één van diens buren of kinderen, toch eens wat vroeger dan verwacht langs, en dan komt het uit. Het vertrouwen krijgt dan minstens een zware deuk.

Wie geeft een sleutel van zijn huis aan een onbekende? Niemand. Die factor schijnt het Minderhedenforum mordicus te miskennen – los van de vraag waarom het dat doet.

Vertrouwen ontstaat niet zomaar. Duurzaam vertrouwen hangt samen met uiteenlopende factoren, waaronder respect voor de gemaakte afspraken, een professionele leiding door de werkgever, de bekwaamheid om met werknemers van verschillende culturen om te gaan, maar ook openheid en respect vanwege klant en hulp, én ook een correct gedrag van de poetshulp en een voldoende goede communicatie.

Het Minderhedenforum stelde vast dat twee derde van de 251 benaderde dienstenchequebedrijven inging op de vraag naar een ‘Vlaamse poetshulp’. Dat zou daarom een flagrante discriminatie zijn. Het spreekt in haar rapport zo’n twee honderd maal over ‘discriminatie’, maar nergens geeft het ook maar één argument waarom die vraag (‘geen allochtone poetshulp maar een Vlaamse) ook effectief neerkomt op een verbonden onderscheid. We kopen daar nog op terug.

Uiteraard moet elke verboden discriminatie streng veroordeeld en bestraft worden, ook als er naar afkomst gediscrimineerd wordt. De straffen mogen voor mij overigens gerust minder symbolisch dan wat dikwijls gebeurt. Als het een echte discriminatie is, dan is het verboden én dan moet die streng bestraft worden.

Maar baat het om dat gauw te veroordelen en strenge inspecties en zware financiële bestraffing te eisen, wanneer men geen enkele aandacht heeft voor het feit dat ook de poetshulp wel eens dermate slecht presteert, of zo weinig geïntegreerd kan zijn dat ze weinig of geen vertrouwen inboezemt, en, soms, ook geen vertrouwen waard bleek, al was het maar omdat de afspraken over tijd en uren miskend of veronachtzaamd werden. Slaat het forum de bal dan niet faliekant mis?

Cruciaal is de vraag of dit wel een verboden ‘onderscheid’ is, een strafbare discriminatie dus. De meningen daarover zijn sterk verdeeld. Prof. Matthias Storme legde eerder al uit dat de huidige wetten tegen racisme en discriminatie te ver gaan: “Het is een fundamentele vrijheid om niet elk gebruik van je fundamentele vrijheden te moeten rechtvaardigen” (hier). Kortom, je mag gerust je brood blijven kopen bij de bakker van jouw keuze. Ik schreef daarover al dat het onzinnig is om van private personen éénzelfde neutraal gedrag te verwachten als wat men van een overheid wel mag verwachten:

“Individuen moeten onderscheid mogen maken (…) al was het alleen al maar omdat we van hen niet mogen verwachten, noch vragen dat ze over dezelfde bekwaamheid beschikken om met diversiteit om te kunnen gaan als onze overheden. Individuele personen laten zich leiden door vertrouwen. In wie hebben ze wel vertrouwen, en in wie niet? Dat is de menselijke aard, en dat kan, en mag men dan ook niet verbieden in een rechtsstaat. Overheden hebben echter fundamenteel andere plichten, met name een plicht tot neutraliteit en strikt respect voor gelijke rechten.”

Hypocrisie is een andere factor die de eisen van het Minderhedenforum ondermijnd. Moslima’s die afgescheiden uren in een openbaar zwembad willen, moeten daarbovenop nog vrouwelijke redders krijgen. Dat is een uitgesproken communautaristische eis in een openbare instelling. Maar een klant die een vergelijkbare vraag stelt voor een private dienstverlening in zijn eigen huis, die wordt dan als racist uitgemaakt. Als dat geen schoolvoorbeeld van hypocrisie is …

Het Minderhedenforum verlangt dat dat onderscheidt met inspecties en zware sancties bestreden wordt. Maar komt dat niet neer op etnische privileges én eisen dat de het vertrouwen bij autochtone klanten afgedwongen moet worden met de karwats van de wet?

Dat gezegd zijnde, het is duidelijk dat er een groot tekort is aan maatschappelijk vertrouwen.

Dat tekort wordt fors aangewakkerd door kortetermijndenken, simplisme en hypocrisie in vele groepen, door de massale negatie van de integratieproblemen, door een soms te goedbedoeld, en naïef (personeels)beleid in veel organisaties, een gebeurlijk gebrek aan interculturele vaardigheden en een nog steeds ondermaatse inburgering. Ook laaggeschoolden moeten hier even goed leren hoe ze de basics van hun eigen werk correct moeten bespreken en hoe hier met afspraken omgegaan wordt. Het zijn maar enkele voorbeelden.

Van Bellingen pleit voor ‘strengere en ook anonieme inspecties’ en strenge straffen voor ‘foute’ klanten. Met alle respect, zijn gedrevenheid is niet weinig contraproductief. Hoewel zo’n aanpak het gebeurlijke racisme wel enigszins kan terugdringen, zal het geen sikkepit verhelpen aan alle problemen die men aan allochtone poetshulpen moet wijten en die bijdragen tot dat gebrek aan wantrouwen. Die éne die het vertrouwen verkwanselt, doet het correcte werk van vele andere verdienstelijke collega’s teniet.

Vertrouwen is immers, bij uitstek, iets wat van beide kanten moet komen. Net daarom is de houding van al wie racisme gedoogt moreel hoogst verwerpelijk. Maar even verwerpelijk is ook elke poging om de ‘fouten’ enkel bij ‘de anderen’ te leggen, of op elke mus willen schieten met een ‘racisme!’-kanon.

Praktijktesten en een meldingsplicht zijn om al analoge redenen al even weinig zinvol. Strikt op zich beschouwd hebben ze natuurlijk wel zin, maar dat is in een democratische rechtsstaat alleen maar effectief en aanvaardbaar als men dat enkel toepast op wat echt racisme is, en mits men de diepe wortels van dat hardnekkige, en deels terechte, legitieme gebrek aan vertrouwen, ten gronde aanpakt. Dus niet alleen aandacht voor de problemen bij de klanten en de dienstenchequebedrijven, maar ook voor de problemen bij de allochtone (én andere) poetshulpen.

Vertrouwen bloeit bij een bekwaam en assertief beleid, maar het bloedt bij hypocrisie, gebrek aan wederkerigheid, onredelijkheid en wanbeleid.

En die aanpak zal nog andere nadelen opleveren: mocht men alleen voor de karwats kiezen, dan worden alle problemen veroorzaakt door bepaalde allochtone poetshulpen genegeerd, en dan zullen deze waarschijnlijk zelfs toenemen, want ‘het is toch de schuld van de anderen’.

De feitelijke afwijzing van allochtone poetshulpen is inderdaad ‘hallucinant’, maar de éénzijdigheid van Wouter Van Bellingen in zijn analyse is minstens even hallucinant en, gezien zijn functie, misschien nog meer te veroordeelden.

Jaren geleden kwam ik samen met een bestuurslid van het Minderhedenforum (die ook jarenlange ervaring had met sociaal overleg) al tot het besluit dat men de oorzaken van achterstelling zonder exclusieven noch vooroordelen moet bestuderen én onderkennen. We moeten daarbij inzien dat bepaalde oorzaken ook bij (een deel van de) allochtonen liggen. Mijn eigen onderzoek naar die achterstelling leverde een veertigtal oorzakelijke factoren op, bij alle groepen en sectoren.

Maar Wouter Van Bellingen staat blijkbaar nog niet zover met zijn studiewerk. Hij ziet alles liever in simpele zwart-wittermen. Zijn organisatie wordt overigens relatief sterker met belastinggeld betaald dan de dienstencheques. Hij heeft daarbij hooggeschoolde medewerkers die beter zouden moeten weten. Wel, als hij strenge financiële sancties vraagt tegen organisaties (zoals die dienstenchequediensten) die grotendeels met subsidies gefinancierd worden en die discrimineren, wat zegt dat principe (‘wie discrimineert krijgt geen subsidies meer’) dan over de subsidies aan het Minderhedenforum wanneer dat in haar analyse zo ostentatief discrimineert?

Gaan we er zo komen? Zal het baten wanneer we de rottende problemen in de eigen achterban negeren, maar reële én vermeende fouten bij anderen willen bestraffen met een financiële drooglegging? Of leidt dat tot een steriel en schadelijk welles-nietes?

Tot slot: de complexe oorzaken van achterstelling liggen volgens mij bij alle maatschappelijke groepen en sectoren. Mede daarom werkte ik de voorbije jaren aan een visie die “een tien maal betere integratie” beoogt. Willen we de achterstelling en het grote maatschappelijke wantrouwen echt ten gronde aanpakken, dan moeten we het roer radicaal omgooien. Die visie bevat fundamentele beleidskeuzen en ruim honderd- vijftig operationele voorstellen. Letterlijk alle maatschappelijke groepen en sectoren hebben daarbij werk op de plank. Maar daarbij is elke éénzijdige analyse, elke éénzijdige maatregel én het negeren van hardnekkige problemen in de eigen achterkeuken schadelijk.

Naschrift:

Een kladversie van dit artikel werd aan het Minderhedenforum voorgelegd (naast andere interne en externe reviewers). Wouter Van Bellingen reageerde echter niet op de argumenten. Hij beperkte zich tot een “We betreuren dat u een mening vormt zonder dat u ons rapport gelezen hebt. Het staat u natuurlijk vrij om het artikel zo te publiceren.”. Beetje hautain, gezien hij geen enkele fout of tekort aanwees, maar daar ligt niemand wakker van. Daarop reageerde ik dat ik veronderstelde dat het persbericht (dat ik daarvoor wel gelezen had) ‘een voldoende getrouwe samenvatting bood’. Ook na deze repliek kreeg ik geen enkele informatie over wat er niet correct zou zijn aan dit artikel. Lezing van het (niet publiek beschikbare) rapport leverde evenmin iets op.

De auteur Rudi Dierick is ingenieur, zakelijk adviseur en hoofdredacteur van De Bron

Deze opinie verscheen eerst op De Bron