Het Britse technologiebedrijf Johnson Matthey gaat in het Verenigd Koninkrijk een gigafabriek bouwen die gespecialiseerd is in de productie van onderdelen voor waterstofwagens.
Dat verklaarde de onderneming, die noteert aan de Londense beurs, maandag.
- De fabriek moet een slordige 80 miljoen pond (94 miljoen euro) kosten en wordt opgetrokken in het Engelse Royston.
- De productiestart is voor de eerste helft van 2024.
- De gigafabriek zou per jaar zo’n 3 gigawatt (GW) aan componenten voor waterstofbrandcellen kunnen produceren.
- Het idee is dat de geproduceerde onderdelen gebruikt zullen worden voor (volledig elektrische) waterstofwagens. In de aankondiging wordt indirect gesproken over trucks.
Concreet gaat het om materialen voor ‘polymeer elektrolyt membraan (PEM)’-brandstofcellen. Die laten – net als andere waterstofbrandcellen overigens – waterstof uit opslagtanks onder de auto gecontroleerd reageren met zuurstof uit de buitenlucht; zuurstof en waterstof vormen dan weer water, en er komt ook elektrische energie vrij. Met de elektriciteit kunnen de elektromotoren van de wagen vervolgens aangedreven worden.
Energietransitie
Volgens het Amerikaanse ministerie van Energie stoten brandstofcelvoertuigen “alleen waterdamp en warme lucht uit”.
“Het koolstofvrij maken van het vrachtvervoer is van cruciaal belang om samenlevingen en industrieën te helpen hun ambitieuze netto-nul-emissiedoelstellingen te halen – brandstofcellen zullen een cruciaal onderdeel zijn van de energietransitie”, liet Liam Condon, CEO van Johnson Matthey, optekenen door onder meer het zakenmedium CNBC.
De plannen van Johnson Matthey hebben steun gekregen van de regering van het VK, via de non-profitorganisatie Advanced Propulsion Centre (APC). Het APC zei dat brandstofcelvoertuigen “even snel kunnen tanken als een standaard verbrandingsmotor en een actieradius en vermogensdichtheid hebben die kunnen wedijveren met dieselmotoren.” Dit maakte ze “perfect voor zware toepassingen”, zoals zware vrachtwagens.
Volvo
De waterstoftrein trekt zich op gang. Zo kondigde wagenfabrikant Volvo Trucks in juni nog de testfase aan van voertuigen die gebruik maken van “brandstofcellen aangedreven door waterstof”. Hierover zei de Zweedse firma dat hun actieradius zou kunnen oplopen tot 1.000 kilometer.
Naast voertuigen op waterstofbrandcellen ontwikkelt Volvo Trucks – dat deel uitmaakt van de Volvo Group – ook ‘batterij-elektrische’ vrachtwagens.
Het grote verschil tussen een waterstofauto en een batterij-elektrische wagen is de manier waarop de energie wordt opgeslagen. Elektrische auto’s, zoals ze nu van de band rollen, slaan de elektriciteit op in een groot accupakket. Waterstofwagens halen hun energie uit – je raadde het – H2.
Waterstofauto vs. batterij-elektrisch: de verkoopcijfers
Hoewel sommigen enthousiast zijn over het potentieel van brandstofcelvoertuigen in de komende jaren (en anderen, zoals Elon Musk, dan weer véél minder), blijft hun huidige marktaandeel klein in vergelijking met batterij-elektrische voertuigen.
Volgens het rapport Global Electric Vehicle Outlook 2022 van het Internationaal Energieagentschap (IEA) bedroeg de wereldvoorraad voertuigen op waterstofbrandcellen ongeveer 51.600 exemplaren in 2021.
Het IEA zegt dat de verkoop van elektrische voertuigen – dat wil zeggen de verkoop van batterij-elektrische en plug-in hybride voertuigen – in 2021 al op 6,6 miljoen exemplaren kwam. In het eerste kwartaal van 2022 werden al 2 miljoen batterij-elektrische voertuigen verkocht, een stijging van 75 procent ten opzichte van de eerste drie maanden van 2021.
(ns)