Wat zien dieren wanneer ze in de spiegel kijken?

In de zomer van 1969 vroeg professor Gordon G. Gallup Jr. zich af of dieren zichzelf konden herkennen in de spiegel. Hij begon direct te experimenteren en dat leidde tot wat nu de ‘spiegelproef’ heet: een vaak gebruikte, doch controversiële proef in de vergelijkende psychologie om de mate van zelfbewustzijn bij andere diersoorten uit te testen.

Voor zijn eerste experiment plaatste Gallup twee chimpansees in kooien met daarin een spiegel en observeerde hij hun gedrag. Daaruit bleek dat de mensapen na verloop van enige tijd beseften dat ze zichzelf in de spiegel zagen. Ze gebruikten die immers om zichzelf te inspecteren en te verzorgen, wat Gallup deed concluderen dat de dieren zich helemaal bewust leken te zijn van hun eigen identiteit.

Daarna herhaalde hij de spiegelproef bij andere apen, maar enkel mensapen bleken zichzelf te herkennen. Dat bewees volgens Gallup dat diersoorten duidelijk verschillen qua intellectuele capaciteit: enkel wij mensen en onze dichtste verwanten zijn tot op een bepaald niveau zelfbewust.

Gallup was niet de eerste om de significantie van zelfherkenning in te zien. Charles Darwin toonde spiegels aan orang-oetans (ze herkenden zichzelf echter niet ) en observeerde dat zijn kinderen gedurende hun eerste levensjaren hun reflectie evenmin herkenden – ontwikkelingspsychologen legden het keerpunt voor kinderen in 1972 vast op 18 à 24 levensmaanden.

Misschien zijn mensapen echter toch niet de enigen om in de spiegeltest te slagen. Onderzoek van Lori Marino en Diana Reiss voegden in de jaren 1990 immers ook tuimelaars toe aan die lijst. Deze wetenschappers stellen bovendien dat een dier dat in de spiegeltest slaagt besef heeft van zijn lijden, bewust is van de beperkingen in zijn fysieke omgeving en daarom niet mag worden opgesloten.

In tegenstelling tot Marino en Reiss is Gallup geen dierenrechtenactivist, maar hij bevestigt wel de conclusie van zijn collega’s dat zelfherkenning in spiegels een dieper bewustzijn impliceert. Eveneens zou het aangeven dat sommige dieren kunnen nadenken over hun eigen gedachten en ervaringen en mogelijk zelfs over die van anderen: dit heet in psychologisch jargon de ‘Theory of Mind’.

Volgens Gallup is zelfbewustzijn bij bepaalde diersoorten geëvolueerd om te leren omgaan met complexe sociale situaties: “Intellectuele capaciteiten vervingen fysieke bekwaamheid als manier om groepen te domineren.” Dat zou volgens hem echter enkel bij mensapen zijn gebeurd en hij stelt zich dan ook grote vragen bij de positieve spiegelproefresultaten van diersoorten als dolfijnen en olifanten.

Tot slot zijn er ook sceptici die de hele spiegelproef in twijfel trekken, waaronder Gallups voormalige student Daniel Povinelli. Een chimpansee hoeft volgens Povinelli niet noodzakelijk zelfbewust te zijn om te slagen in de proef. Te snel de link met zelfbesef leggen, doet hij af als “volkspsychologie”: het trekken van onwetenschappelijke conclusies die gebaseerd zijn op menselijke ervaringen.

Mogelijk weten we binnenkort eindelijk wie gelijk heeft en of de spiegelproef echt waarde heeft inzake het intellectuele denkvermogen van andere diersoorten. Neurowetenschappers zoeken tegenwoordig immers naar de fysieke basis voor zelfbewustzijn in het menselijk brein. Eenmaal ze die vinden, kunnen ze nagaan of die ook aanwezig zijn in de hersenen van andere diersoorten. (Via nautil.us)