Waarom vinden we zelden een dode duif?

De Grote Markt in Antwerpen, het San Marcoplein in Venetië, Times Square in New York City: je vindt er gigantische hoeveelheden stadsduiven. Levend zijn ze een regelrechte plaag, maar dood zien we ze zelden. Waar sterven de stadsduiven?

In New York City, het mekka van de stadsduif, zouden er tussen de 1 en de 7 miljoen van deze “luchtratten” rondvliegen. De gemiddelde levensduur van een stadsduif is een vijftal jaar, maar de inwoners van NYC zien geen miljoenen dode duiven op hun straten.

Twee oorzaken liggen hier aan de basis van

Ten eerste is er het feit dat veel stadsduiven aan hun einde komen na een ontmoeting met één van de vele roofdieren die bijna onzichtbaar in onze steden ronddwalen: haviken, valken, uilen en katten zijn maar enkele dieren die erg graag een sappig duifje op hun menu zien staan. Nadat een duif wordt gedood en gedeeltelijk opgegeten door zo’n roofdier, verdwijnt het karkas binnen een paar dagen.

Het natuurlijk ontbindingsproces werkt erg snel, en wordt gewoonlijk nog versneld door de talloze aasdieren (zoals ratten en kraaien) en insecten (zoals mieren en vleesvliegen) die de lijken geheel kunnen doen verdwijnen in een paar dagen.

Maar wat als een duif haar roofdieren weet te ontwijken, hoe komt ze dan aan haar einde?

De meest courante doodsoorzaken zijn bevriezing, verhongering en ziekte, wat ons tot de tweede oorzaak brengt waarom we zo weinig karkassen in de straten zien. Stervende duiven zoeken namelijk rustige en verlaten plekjes op om in vrede hun einde tegemoet te gaan. Wilde duiven vallen niet zomaar dood neer op straat, maar kruipen ergens onder een gebouw, in een ventilatieschacht, achter een garage of in een verlaten warenhuis om in stilte naar de duivenhemel te trekken.

Zo trachten ze te vermijden dat ze in hun laatste, zwakste momenten worden gespot door een roofdier en levend worden opgegeten.