Zowel het Internationaal Monetair Fonds (IMF) als het Internationaal Energieagentschap (IEA), brachten deze week hun belangrijke rapporten uit. Beide organisaties zijn ook zeer duidelijk in hun analyse: tegen 2050 mag de mensheid netto geen broeikasgassen meer uitstoten.
In de World Economic Outlook en de World Energy Outlook blikken ze vooruit naar respectievelijk de wereldeconomie en de globale energiemarkten. Beide organisaties, die zich normaal verdiepen en fiscaal beleid en olieprijzen, kwamen met een opvallend eensluidende boodschap: Alleen met grootschalige investeringen in duurzame energie kunnen we de economische coronacrisis te boven komen.
Klimaatneutraliteit
De doelstelling van netto nuluitstoot tegen 2050 mag niet opgeofferd worden op het altaar van de coronacrisis. Anders gaat de klimaatverandering ‘een catastrofale menselijke en economische tol eisen’, stelt het IMF. Daarom presenteren de twee internationale organisaties voor het eerst ook een stappenplan om dat doel te bereiken. We vatten de krachtlijnen van hun voorstellen even samen.
Klimaatneutraliteit tegen 2050 is een vereiste om de globale temperatuur onder de 2 graden Celsius te houden, de voornaamste doelstelling van het Klimaatakkoord van Parijs.
De coronacrisis drukte dit jaar de pauzeknop in van de wereldeconomie, waardoor de CO2-uitstoot uit energie naar schatting met 7 procent zal terugvallen. Als overheden hun beleid echter niet drastisch omgooien, zal het volgens het IEA maar bij een tijdelijke daling blijven.
Rol van overheden
‘Ondanks een recorddaling van de wereldwijde uitstoot dit jaar, doet de wereld nog lang niet genoeg om ze definitief terug te dringen’, benadrukte Fatih Birol, directeur van IEA, in de begeleidende perstekst van de World Energy Outlook. ‘De economische neergang heeft de uitstoot slechts tijdelijk onderdrukt. Enkel snellere structurele veranderingen in de manier waarop we energie produceren en gebruiken, kunnen de emissietrend voorgoed doorbreken’, voegt hij eraan toe.
Daarbij ligt volgens het IEA een grote verantwoordelijkheid bij overheden. De energiedenktank heeft een scenario opgesteld waarbij regering bij het reanimeren van hun economieën, tegelijk hun klimaatdoelstellingen realiseren door massaal te investeren in groene energie.
‘Een stapsgewijze verschuiving van de investeringen naar groene energie, binnen het kader van Duurzaam Herstelplan van de IEA, biedt een manier om economisch herstel aan te drijven, banen te creëren en emissies te verminderen’, aldus het IEA-rapport.
Daarvoor moeten overheden wereldwijd 1000 miljard dollar extra investeren in energie-efficiëntie, koolstofarme energie en elektriciteitsnetwerken, en duurzame brandstoffen. Dat zou een onmiddellijke impact hebben op het verloop van de globale jaarlijkse uitstoot, waardoor ‘2019 het definitieve hoogtepunt wordt voor wereldwijde CO2-emissies’.
Industrie en burgerzin
Maar elektriciteitsnetwerken voeden met hernieuwbare bronnen zal niet volstaan. Ook de industrie moet zijn koolstofverslaving aanpakken. Overheden moeten ook elektrische voertuigen stimuleren door fiscale voordelen en het uitbreiden van de laadinfrastructuur.
Het IEA wijst er ook op dat het individuele gedrag moet veranderen: we moeten met z’n allen minder de auto nemen voor korte afstanden, en het vliegtuig evenmin. Ook moeten we ons dieet aanpassen en bijvoorbeeld minder rood vlees consumeren.
CO2-taks
Een gelijkaardige boodschap vinden we in de World Economic Outlook van het IMF: met drastische economische beleidsmaatregelen kunnen we klimaatneutraliteit tegen 2050 bereiken, en tegelijk de door de pandemie geraakte wereldeconomie terug op de been krijgen.
De strategie van het IMF berust op twee grote pijlers. Energie moet groener en we moeten er minder van gebruiken. De organisatie pleit voor een volwaardige CO2-taks: koolstof verbranden moet duurder. Tegen 2030 moet het minstens 40 dollar kosten om een ton koolstofdioxide uit te stoten, tegen 2050 moet dat 150 dollar per ton zijn.
Een CO2-belasting maakt vervuilende brandstoffen duurder, wat energieverbruikers stimuleert om op groene alternatieven over te schakelen. Het totale energieverbruik daalt ook omdat energie over het algemeen duurder is.
Groene infrastructuur stimuleren
Dan moeten er natuurlijk voldoende koolstofarme energiebronnen voorhanden zijn. Daarom stelt het IMF voor dat overheden ongeveer 1 procent van hun bbp in ‘groene stimuli’ investeren: bijvoorbeeld koolstofarm openbaar vervoer, het integreren van zon en wind in het elektriciteitsnetwerk, en het renoveren van energieverspillende gebouwen.
Volgens de fiscale waakhond van de wereldeconomie zal dat het globale groei stimuleren en jobs creëren. Die ‘groene infrastructuur’ zal bovendien de productiviteit in koolstofarme sectoren verhogen, wat dan weer investeringen uit de private sector zal aantrekken. Daardoor zullen de hoge koolstofprijzen op termijn leefbaar worden.
Eerlijke transitie
Rest nog het probleem dat burgers met de laagste inkomens het hardst zullen getroffen worden door hogere koolstofprijzen. Oude woningen zijn doorgaans slechter geïsoleerd en hebben meer verwarming nodig, en wie geen nieuwe wagen heeft betaalt meer aan de pomp. Daarom stelt het IMF voor om die gezinnen te compenseren met de opbrengst van de CO2-taks. De organisatie berekende dat om alle huishoudens in de onderste 40 procent van inkomensklassen te beschermen, iets meer dan de helft van de opbrengst van de CO2-taks nodig is. De overige helft kan dan naar de investeringen in groene infrastructuur gaan.
Volgens twee gezaghebbende neoliberale bastions is het dus nog steeds mogelijk om de klimaatcrisis te beheersen, zonder de globale welvaart op te offeren. Beide organisaties benadrukken echter de cruciale rol van overheden in hun prognoses. Het IMF wijst erop dat overheden dringende drastische beleidskeuzes moeten maken ‘om een groeivriendelijke en rechtvaardige transitie te garanderen’.