Verschillende economische data die deze week naar buiten kwamen schetsten een somber beeld van de Britse economie, met verkiezingen en brexit in het verschiet.
De toekomstige Britse regeringsleider heeft in de aanloop naar de verkiezingen op 12 december reden om zich zorgen te maken over de economie. De inkoopmanagersindex (PMI) is een belangrijke vinger aan de pols voor het vertrouwen in de economie van een land. Vanuit verschillende sectoren wijst die op een economie die verder wegzakt in het moeras.
De cijfers die maandag en dinsdag gepubliceerd werden, van respectievelijk de Britse industrie en de bouwsector, toonden aan dat beide branches aan het krimpen zijn.
Later vandaag komt de PMI uit van de dienstensector, traditioneel gezien de krachtpatser van de Britse economie. Analisten verwachten dat die ook een negatieve groei zal aantonen. PMI-waarden in Groot-Brittannië hebben nogal de neiging om te overdrijven, zowel in positieve zin als in negatieve zin. In juli 2016, onmiddellijk na het brexit-referendum, toonde die index een recessie aan die er nooit gekomen is.
Toch zijn het waarden die de moeite zijn om in de gaten te houden. En het beeld dat ze schetsen komt overeen met andere cijfers en voorspellingen: brexit en de politieke onzekerheid in het land houden investeringen tegen, en de economische groei volgend jaar zal onder de 1,5 procent blijven.
Dat zal de druk op de overheidsfinanciën alleen maar vergroten. Veel ruimte voor de grote cadeaus die alle partijen nu aan de bevolking beloven zal er niet zijn.