Trump wordt wel eens met Hitler vergeleken, maar de verschillen zijn groter dan de gelijkenissen. Wie die laatste uitvergroot, riskeert zijn dynamiek te versterken en dus de polarisering te bevorderen.
In de New York Review of Books publiceert Timothy Snyder een indringende en terechte aanval op Donald Trump, The Reichstag Warning. Toch is de tekst interessanter om de verschillen dan de gelijkenissen te zien tussen het optreden van Trump vandaag en dat van Hitler in 1933, maar dat ontgaat Snyder blijkbaar.
Hitler kreeg vrij spel, Trump niet
Hij vertrekt van de juiste vaststelling dat aspirant dictators in terroristische aanslagen gemakkelijk een voorwendsel vinden om stappen te zetten naar de uitschakeling van elke oppositie. In dat opzicht is het voorbeeld van de Reichstagbrand zeer correct. De cineast Paul Verhoeven maakte overigens dezelfde vergelijking in de Nederlandse praatshow De wereld draait door (06/02). Hij wees erop dat Hitler een momentum ontwikkelde waardoor op zes maanden tijd alle linkse partijen verboden waren, en de aarzelende rechtsen opgeslorpt werden door de nazipartij (Gleichschaltung). Verhoeven wacht dus af wat op korte termijn zal gebeuren. Snyder van zijn kant vergeet essentiële elementen; waardoor Trump dit momentum weliswaar wel wil, maar niet kan ontwikkelen.
Hij verviel daarom nu al in zijn toespraak tot het Huis van Afgevaardigden in hetzelfde euvel als Barack Obama voor hem: veel mooie praatjes, maar weinig concrete initiatieven.
Primo: op het moment van de brand was Hitler kanselier, maar in een minderheidspositie. De president was de oude veldmaarschalk Paul von Hindenburg, een autoritaire antidemocraat maar geen nazi en iemand met een diepe afkeer van de omhooggevallen Oostenrijkse korporaal. De brand in het parlement bevestigde de grijsaard en zijn omgeving in hun diepste angsten en maakte dat zij, en niet Hitler, de dictatuur instelden waar Hitler van profiteerde: de burgerlijke vrijheden werden opgeschort en willekeurige arrestaties toegelaten. Hitler installeerde dus niet de dictatuur, hij kreeg haar in de schoot geworpen. Op dit moment bestaat er geen buitentrumpeaans gezag in de VS dat bereid is de president puur decretale bevoegdheid te geven.
Meer nog: in zijn eigen republikeinse partij groepeert de oppositie zich rond figuren als Paul Ryan en John McCain. Voorwaar geen linkse rakkers, maar wel voorstanders van de democratie. Hitler kreeg vrij spel, Trump krijgt dat niet.
De Weimarrepubliek bestond veel te kort
Secundo: toen hij kanselier werd beschikte Hitler over getrainde en fanatieke keurtroepen, de SA, die bliksemsnel de maatregelen uitvoerden waar de politie rond aarzelde, en in geen tijd de straat beheersten. Trump heeft die niet, zijn ‘beweging’ is een éénmansoperatie, steunend op zijn eigen geld en charisma. Om zijn regering te vullen, diende hij een beroep te doen op sukkelaars als Flynn en Sessions die binnen de kortste keren door de mand vielen. Daar waar Hitler kon aantreden met figuren als Göring en Goebbels die tien jaar later (helaas) nog steeds overeind stonden. De straten zijn ondertussen eerder in handen van Trumps tegenstrevers, de linkse actiegroepen. Een groot deel van diens achterban mag zich daaraan ergeren, hij vormt geen georganiseerde kracht. Zelfs de beruchte Tea Party staat niet onverbloemd achter Trump, laat staan dat zij de allure heeft van een Ku Klux Klan die als militie optreedt maar niet veel meer voorstelt. Tertio: Trump opereert in een natie met een bijna 250 jaar oude democratische traditie waar zelden inbreuk op werd gemaakt. Hitler daarentegen opereerde in een onvolgroeide en onstandvastige democratie. Toen hij kanselier werd, 30 januari 1933, bestond de republiek nog geen vijftien jaar (sinds het aftreden van de Kaiser Wilhelm II op 10 november 1918, die zelf een zeer autoritaire vorst was geweest). De vijf eerste jaren gingen verloren aan opeenvolgende staatsgrepen of pogingen daartoe. Ondertussen had de sociaaldemocratische regering te kampen met hyperinflatie, waarbij een dollar het equivalent werd van een biljoen mark.
De ene crisis is de andere nog niet
Vanaf 1924 trad er een stabilisatie op, mede dankzij het Dawesplan dat een herschikking inhield van de Duitse herstelbetalingen. Daardoor hernam de Duitse economie en volgden er vijf relatief gunstige jaren. Maar velen hadden in de geldcrisis al hun spaarcenten verloren en bleven uiteraard verbitterd achter. Toen in 1929 in New-York de Wallstreetcrisis losbrak als gevolg van wilde speculatie, stond Duitsland nog steeds erg zwak en kreeg het opnieuw zware klappen. Daar kwam bij dat de toestand van 1923 vers in het geheugen lag en, alhoewel er zich geen nieuwe geldcrisis voordeed: de angst daarvoor was zeer reëel. Men legt het vandaag vaak uit alsof Hitler aan de macht kwam als gevolg van de hyperinflatie. In feite gebeurde dat onder invloed van de schrik voor een nieuwe hyperinflatie. In alle geval kennen de VS niet een dergelijk verleden. De crisis van 2008, eveneens een gevolg van speculatief gedrag, ditmaal vooral op de huizenmarkt, sneed diep maar lang niet zo diep als die in Duitsland in de jaren twintig. De dotcomcrisis of internetzeepbeel van 2000 was tegen dan al verwerkt en bijna vergeten.
De verbittering bij de middenklasse, hoe reëel ook, heeft er daarom nooit die scherpe vormen aangenomen. Het reservoir van haat en rancune waaruit Trump kan putten is dus zeker zo groot niet.
Daar komt bovenop dat de bestaande instellingen, diep geworteld in het Amerikaanse denken, lang niet zo sterk in diskrediet zijn geraakt als die van de jonge Weimarrepubliek. Zij zijn dan ook meteen weerstand gaan bieden ““ denken we maar aan de rechtbanken die de ban tegen mensen uit zeven islamlanden weggeveegd hebben; aan de vernederende manier waarop Trump zijn veiligheidsadviseur Michael Flynn moest laten gaan; en aan de impeachment die nu weer dreigt voor justitieminister Jeff Sessions. De instellingen in de VS verweren zich hardnekkig, terwijl die in de Weimarrepubliek zich met vlot gemak lieten wegvegen of zelfs zichzelf ophieven.
Het bestrijden van een illusie
Snyder wijst erop dat Trump in 1989 een uitspraak deed dat ‘burgerlijke vrijheden hun limiet bereiken als een aanval op onze veiligheid begint’. En hij verwittigt dat Trump de haat voor moslimterrorisme kan gebruiken, zoals Hitler de aloude jodenhaat bespeelde. Hij heeft daar zeker een punt, maar weer zijn er beperkingen: het moslimterrorisme is geen illusie maar reëel, terwijl de beweringen over een joods wereldcomplot in de eerste helft van de twintigste eeuw een verzinsel waren van de tsaristische geheime dienst Ochrana, De Protocollen van de Wijzen van Zion om de pogroms in Rusland goed te praten, (Ironisch genoeg zijn die allang ontmaskerde Protocollen vandaag een bestseller in Arabische landen). In de praktijk betekende dit dat de judeofobie een illusie bestreed die op een bepaald ogenblik geen bewijs meer nodig had. Anders is het gesteld met de terechte angstreflex voor de islam vandaag. Trump schuwt daarbij ook de verzinsels of overdrijvingen niet, maar tegelijkertijd bestaat het jihadisme zeer reëel. Dat mensen zich daardoor bedreigd voelen, is normaal, wij zijn in oorlog. In de legendarische film East of Eden van Elia Kazan (met James Dean) komt een scène voor van een brave Duitse burger die in Californië door een woeste menigte gemolesteerd wordt, als de VS in de eerste wereldoorlog treedt. Tijdens de tweede wereldoorlog kregen Japanse modelburgers het in Brazilië te verduren, zelfs zonder dat dit land in de oorlog was getreden. Angst is nog geen racisme, maar kan inderdaad leiden tot hysterie en in dat opzicht giet Trump stelselmatig olie op het vuur. Al nam hij in zijn toespraak in het Huis van Afgevaardigden uitgerekend op dat vlak wel stevig gas terug.
Moslims worden geknuffeld, joden niet
Maar de angst voor de islam is reëel en begrijpelijk. Hij kan op twee manieren bestreden worden: enerzijds door het moslimterrorisme effectief in de hoek te dringen, wat met succes aan de gang is. Anderzijds door moslimwoordvoerders, die actief, duidelijk en bij herhaling afstand nemen van dit terrorisme. Het bezwaar dat vaak geopperd wordt tegen dit laatste is dat ‘de’ moslims zich toch niet moeten verontschuldigen voor iets waar ze part noch deel aan hebben. Dat is iets te gemakkelijk. Als je het lot van je eigen gemeenschap kunt verbeteren (of redden) door je uit te spreken tegen iets wat je zelf niet wil, dan moet je dat niet laten uit pure koppigheid. Het drama is immers dat als je die koppigheid handhaaft, je riskeert de indruk te verwekken niet oprecht te zijn als je beweert tegen dat terrorisme te zijn. Soms is dat nog waar ook.
Iemand als Fikry El-Azzouzi (Arkprijs van het Vrije Woord nota bene) spreekt zich uit tegen terreur, maar heeft het met leedvermaak over de roasted chickens van 9/11 en plaatst IS/Daesh in een traditie van vrijheidsstrijders (Malcolm X). Hij wekt daarmee op zijn minst de verdenking een ideologische onderzeeër te zijn die met gespleten tong spreekt, en hij is zeker niet de enige.
Anders gezegd: de joden onder Hitler mochten zeggen wat zij wilden, zij mochten zelfs zwaaien met Duitse medailles die zij in de loopgraven verdiend hadden, alles ketste af op de muur van de systematische leugens. De moslims daarentegen kunnen rekenen op zeer veel politiek correcte sympathisanten die hen bij elke wending in het debat in bescherming nemen. Zelfs George W. Bush noemde in zijn onwetendheid de islam na 9/11 ’the religion of peace’. Moslims kunnen dat kapitaal aan goodwill (terecht of onterecht verworven) positief gebruiken om zichzelf in veiligheid te brengen of te houden. De joden ““ niet te verwarren met de hedendaagse zionisten of het huidige Israël ““ konden dat niet, want zelfs bij christenen die de vrede verkondigden botsten zij op het oude verhaal godsmoordenaars te zijn. De moslims worden ondertussen aan alle kanten aangemoedigd om zich te integreren zonder te assimileren, dat wil zeggen: zonder hun eigenheid op te geven. Laten zij dat dan ook doen.
De incidenten worden uitvergroot
De joden waren geïntegreerd maar voor vele Duitsers te slim (en dus te succesvol) en hun integratie werd uit jaloersheid terug geschroefd. Zo werd hen kwalijk genomen dat zij, vanuit hun sterke positie in de distributiesector, veel speculatief geld verdiend hadden aan de bevoorrading van de frontsoldaten. Toen ook nog bleek dat veel journalisten die geageerd hadden tegen de eindeloze oorlog, joden van afkomst waren, kregen zij het verwijt de ‘dolkstoot in de rug’ te hebben toegebracht. De mythe van het judeobolsjewisme dat als Fremdkörper samenwerkte met de ‘plutocraten’ was geboren. Ze leeft voort in de bewering die je steeds weer terug hoort bij moslims (ook ‘brave’ moslims) dat de joden op 9/11 massaal zijn weggebleven uit de Twin Towers. Waar ze geen enkel bewijs voor kunnen voorleggen, maar wat blijkbaar op ‘hun’ media circuleert en blijft circuleren. Unia onderzoekt dat niet, al mankeert het die instelling niet aan Arabisch-sprekende medewerkers. Ondertussen zijn er al zoveel voorbeelden van moslims of mensen van moslimafkomst die zich effectief positief inpassen in onze samenleving en de kansen grijpen die er daar voor hen bestaan (en die zij in hun land van oorsprong nooit kregen of zouden gekregen hebben). De politiek correcten zingen echter de mantra dat dit niet zo is, dat wat ze ook doen, zij toch niet aanvaard worden. Ze leggen de volle nadruk niet op de behaalde successen maar op geïsoleerde incidenten, en voeden zo de wederzijdse rancune. De feiten spreken hun propaganda evenwel tegen, zo ontrafelden we met een aantal voorbeelden in een eerder stuk, De integratie is voor velen al geslaagd.
De auteur Eddy Daniels is oud-hoofdredacteur bij Imediair, oud-journalist bij HLN, ex-Amada, mijnwerker, fabrieksarbeider en opvoeder. Deze opinie vertolkt enkel het standpunt van de schrijver en verscheen eerst op De Bron