Het zijn niet subsidies die onze energieproblemen zullen oplossen

Overheidsingrijpen om de introductie van innoverende energieën te promoten, zal op termijn wellicht weinig resultaten opleveren. Dat heeft het verleden herhaaldelijk bewezen.

Dat betogen de Amerikaanse economen Lee Ohanian en Ted Temzelides, docenten aan respectievelijk de University of California en de Rice University, in een opiniestuk in de Amerikaanse zakenkrant The Wall Street Journal. Volgens hen zal competitie tussen concurrerende alternatieven en ondernemingen immers uiteindelijk tot de beste oplossing leiden. “Wel moet gezorgd worden voor een omgeving waarin alle aanbieders de mogelijkheid krijgen met gelijke wapens te strijden,” wordt er benadrukt. “Op het einde van de negentiende eeuw waarschuwde de London Times al dat energie binnen de kortste tijd voor een milieucrisis zou zorgen,” argumenteren Ohanian en Temzelides. “In die periode vertegenwoordigde het paard immers de belangrijkste vorm van transport. Dat zorgde alleen al in New York – waar constant ongeveer honderdduizend werkpaarden werden ingezet – voor ongeveer 1,25 miljoen kilogram mest per dag. Dat leidde niet alleen tot een scherpe geurhinder, maar creëerde tevens grote gezondheidsrisico’s.”

Benzinemotoren

In het begin van de voorbije eeuw zouden in New York jaarlijks ongeveer 20.000 inwoners overlijden door ziektes die met een blootstelling aan paardenmest werden gelinkt. “Toch bleef de aangekondigde milieuramp uit,” benadrukken de Amerikaanse economen. “Amper vijfentwintig jaar later was het probleem opgelost. Dat was te danken aan de vrije markt, die de aanzet gaf voor de opkomst van nieuwe goederen en industrieën die de maatschappij helemaal veranderden.” Gewag wordt daarbij gemaakt van de uitvinding van de benzinemotor. Daardoor konden de werkpaarden immers worden vervangen door betaalbare auto’s en vrachtwagens. De economen benadrukken dat deze revolutie op geen enkele manier op initiatieven van de overheid steunde. “Integendeel, mogelijk zouden overheidsinspanningen de paarden zelfs langer in het straatbeeld hebben gehouden,” zeggen Ohanian en Temzelides. “Sinds de jaren zeventig van vorige eeuw hebben politieke subsidies de introductie van hernieuwbare bronnen kunstmatig proberen te bevorderen. Zonnekracht biedt in de Verenigde Staten inmiddels werk aan bijna 400.000 mensen. Dat klinkt indrukwekkend, maar de sector vertegenwoordigt nog steeds amper 1 procent van de totale Amerikaanse elektriciteitsproductie.”

Ontwikkelingslanden

Indien de overheid op het einde van de negentiende eeuw het meest beschikbare alternatief had gekozen, zou de hele wereld er volgens de economen wellicht heel anders hebben uitgezien. In die periode leek immers de stoommachine de optimale energiebron voor de industrie. “Volgens de huidige strategieën zou die technologie met zware subsidies zijn gepromoot,” aldus de economen. “Productie en onderzoek zouden bovendien grotendeels op stoomtechnologie zijn gericht.” “Dat zou echter de ontwikkeling van de benzinemotor, die nochtans veel meer voordelen bood, hebben tegengehouden. Overheden zijn dan ook niet in staat om technologische doorbraken te voorspellen. Bovendien kunnen dergelijke pogingen innovaties in superieure technologieën blokkeren.” Dat geldt volgens de wetenschappers ook voor de steun die in verschillende Europese landen aan dieselmotoren is verstrekt. Ohanian en Temzelides wijzen tevens op pogingen om hernieuwbare energiebronnen te introduceren in ontwikkelingslanden. “Er wordt wereldwijd jaarlijks meer dan 100 miljard dollar subsidies geïnvesteerd in hernieuwbare energie,” merken ze op. “Er moet echter worden vastgesteld dat ongeveer 1,3 miljard mensen, vooral in de Sub-Sahara, geen toegang tot elektriciteit hebben.” “Daardoor is het bijzonder moeilijk om water te zuiveren en voeding en geneesmiddelen te bewaren. Men is er echter nog altijd niet in gelukt een cruciaal probleem van hernieuwbare elektriciteit op te lossen. De piekvraag situeert zich tijdens de vroege ochtend en de avonduren, op tijdstippen dat zon en wind weinig kracht leveren.” (mah)