Porsche: “Synthetische brandstoffen zijn veel te duur om te gebruiken”

Zonder overheidssteun hebben synthetische brandstoffen hebben – buiten het racecircuit – weinig kans op succes. Dat heeft Barbara Frenkel, inkoopdirecteur van de Duitse autobouwer Porsche, gezegd. Porsche is in Chili begonnen met de productie van synthetische brandstoffen.

Vele autofabrikanten hopen dat synthetische brandstoffen, geproduceerd uit hernieuwbare energie, op korte periode een definitieve doorbraak kunnen realiseren. “Op die manier kan een brandstof met een ongeëvenaard potentieel worden aangesproken, zonder beroep te moeten doen op fossiele energiebronnen die al miljoenen jaren in de ondergrond vastzitten”, merkt Barbare Frenkel op.

De fabriek die met ondersteuning van Porsche in Chili is opgestart, maakt gebruik van waterstof die met behulp van windturbines wordt aangemaakt. De waterstof wordt vervolgens samengevoegd met koolstofdioxide die uit de atmosfeer wordt opgevangen, waardoor methanol wordt vervaardigd. Die methanol wordt tenslotte omgezet op brandstof voor aangepaste verbrandingsmotoren. Synthetische brandstoffen hebben uiteraard een groot voordeel tegenover hun fossiele tegenhangers. De ecologische voetafdruk van de synthetische brandstoffen is immers bijzonder laag. De enige uitstoot is immers te wijten aan de productie van de windturbines en de fabriek.

Maar het lijkt bijzonder moeilijk te worden om synthetische brandstoffen tegen een betaalbare tarief op de markt te brengen. “Er moet momenteel gerekend worden op een kostprijs van ongeveer 10 euro per liter, exclusief belastingen”, zegt Frenkel. “Op die manier lijkt deze brandstof bij het grote publiek weinig potentieel te hebben.” Ook de productie blijkt momenteel onvoldoende om een een grote groep autobestuurders te kunnen bedienen. De fabriek in Chili rekent bij zijn opening over vier jaar op een volume van 550 miljoen liter. Alleen al Frankrijk verbruikt jaarlijks ruim 46 miljard diesel. Er moeten dus heel wat fabrieken worden opgestart op voldoende voorraden synthetische brandstoffen te kunnen leveren.

De kosten van de synthetische brandstoffen kunnen echter worden gedrukt als er voldoende grote raffinaderijen kunnen worden gebouwd. Volgens de Saoedische olieproducent Aramco zou een installatie op industriële schaal – 30.000 vaten per dag – tegen het laatste kwart van dit decennium synthetische brandstoffen tegen een kostprijs van 1 euro per liter kunnen produceren. Een productie van 30.000 vaten vertegenwoordigt een volume van 6 miljoen liter per dag. Over een heel jaar is er sprake van een productie van 3 miljard liter. Die opbrengst ligt zes keer hoger dan de productie van de fabriek in Chili.

Zolang de kostprijs niet naar beneden kan worden gebracht, kunnen alleen financiële tussenkomsten van overheden er volgens Porsche voor zorgen dat synthetische brandstoffen hun weg naar de consument zouden vinden. “De brandstof die wij produceren is veel te duur om te gebruiken”, erkent Barbara Frenkel. “Regeringen moeten dan ook hun brandstofbelasting herzien, waardoor synthetische concurrenten een plaats op de markt zouden kunnen veroveren. Daarbij kunnen er twee opties worden overwogen. Het zou mogelijk kunnen zijn om de fossiele brandstoffen zwaarder te belasten, maar ook zou men synthetische alternatieven vrij te stellen van een fiscale bijdrage.”

“In ieder geval moet deze kwestie snel worden opgelost. De Europese Commissie wil al over drie jaar beslissen of synthetische brandstoffen na het midden van volgend jaar in de Europese Unie zullen kunnen worden gebruikt.” Porsche stelt zich terzake echter heel realistisch op. Synthetische brandstoffen zullen in de toekomst slechts een klein gedeelte van de vloot van de Duitse constructeur kunnen bevoorraden. Tegen eind dit decennium zou bij Porsche immers al 80 procent van de totale verkoop door elektrische modellen moeten worden gegenereerd.