Politici strooien met staatssteun, de belastingplichtige betaalt

Het debat over de geplande schrapping door de Vlaamse regering van subsidies aan bedrijven voor bestaande installaties met zonnepanelen toont aan hoe belangrijk het is een duidelijk wettelijk kader te hebben hiervoor. Het is evident dat ter wille van de eerlijke mededinging subsidies idealiter worden vermeden, wat ook het principe is dat ingeschreven staat in de Europese Verdragen. Daarop bestaan natuurlijk uitzonderingen, en over de jaren heen wordt het steeds minder duidelijk wanneer subsidies nu wel of niet illegale staatssteun uitmaken.

De Europese Unie was uiteraard nooit perfect geweest wanneer het gaat over de handhaving van de regels in verband met staatssteun, maar in het verleden weerhield zij er regeringen van lidstaten niettemin geregeld van zich met dergelijke marktverstorende praktijk in te laten. In de loop der jaren zijn de prestaties van de EU op dit gebied echter steeds zwakker geworden en, erger nog, verstrikt geraakt in politisering.

Het in het EU-Verdrag opgenomen verbod op staatssteun is niet zomaar één van de vele aspecten van Europese samenwerking, maar raakt het hart ervan. Het Europese project draait immers rond het bevorderen van vrede door het wegwerken van handelsbelemmeringen tussen Europese landen. Afgezien van douanetarieven, reisbeperkingen en protectionistische bureaucratie, verstoort het verstrekken van overheidssubsidies en toekennen van nationale monopolies ernstig de eerlijke werking van markten, op kap dus van consumenten en belastingbetalers. 

Het probleem met staatssteun is niet enkel dat de belastingbetaler ervoor opdraait, maar ook dat ondernemingen die niet meer kunnen concurreren met hun gesubsidieerde rivalen uiteindelijk failliet gaan, zelfs als zij betere diensten verlenen. Vaak wordt staatssteun ook gebruikt om buitenlandse concurrenten te benadelen op nationale markten die technisch gezien “open” staan voor iedereen. Dit is bijvoorbeeld het geval in de Belgische telecomsector, waar de Belgische Staat een meerderheidsaandeel bezit in zijn telecomoperator Proximus, een situatie die ertoe bijdraagt dat de Belgen de hoogste telecomrekeningen van Europa betalen.

De energiemarkt is een ander notoir voorbeeld van een markt waar het zogenaamde “crony capitalism” welig tiert, en dit zowat overal ter wereld. Oorspronkelijk was Bulgarije op dit vlak de slechtste leerling van de EU, met zijn bijna volledig politiek gecontroleerde energiesector, met ook een grote rol voor het Russische Gazprom. Als paniekreactie op de huidige – grotendeels door overheden veroorzaakte – energiecrisis gaan ook landen als Duitsland en Frankrijk die richting uit, met nationalisering van delen van de energiesector.

Het gebrek aan actie door de Europese Commissie 

Occasioneel onderneemt de Europese Commissie wel nog eens een interventie om staatssteun te bekampen, maar steeds vaker zwaait de instelling met de witte vlag. Tijdens de financiële crisis van 2008 werden in de EU naar hartenlust banken genationaliseerd. In 2017 besloot de zogenaamd “liberale” Franse president Macron een scheepswerf te nationaliseren om een overname door een Italiaanse concurrent te voorkomen. Reddingsoperaties van banken stoten ook na de financiële crisis niet op een Brussels veto. Zo redde de Italiaanse regering enkele jaren geleden Monte dei Paschi di Siena, de op drie na grootste bank van  Italië, met 5,4 miljard euro

Met de Corona-crisis was het dan echt alle remmen los. In mei 2020 mocht Duitsland zelfs tot 33 procent van zijn bbp aan steunpakketten en garanties toezeggen, wat op dat ogenblik meer was dan enig ander geïndustrialiseerd land. 

Ondanks het feit dat de pandemie nu wel grotendeels over lijkt, gaat de Europese Commissaris voor Mededinging, Margrethe Vestager gewoon door op de ingeslagen weg, door bijvoorbeeld in te stemmen met een injectie van 1,7 miljard euro belastinggeld voor de herkapitalisatie van de in moeilijkheden verkerende nieuwe luchthaven van Berlijn, met als argument dat “luchthavens bijzonder hard zijn getroffen door het coronavirus”.

Vestager, de “EU Tax Lady”

Bij haar aantreden in 2014 verklaarde Vestager dat het “niet meer dan normaal [is] dat mededingingsbeleid politiek is”, wat dan ook blijkt uit haar beleid.  

In fel contrast met haar negeren van flagrante schendingen van de EU-staatssteunregels zijn dan immers Vestagers pogingen om nationale belastingrulings, die de regeringen van de Benelux en Ierland met grote bedrijven hadden afgesloten, te herkwalificeren als “oneerlijke staatssteun”. Dit werd onderbouwd met redeneringen dat dit soort belastingregelingen in feite niet echt open stonden voor alle bedrijven en op maat van bepaalde bedrijven waren gesneden. 

Die redenering werd alvast enkele malen niet aanvaard door EU-rechters in Luxemburg, die in 2020 bijvoorbeeld verklaarden dat de Commissie er niet in slaagde “volgens de vereiste juridische maatstaf” aan te tonen dat in casu Apple een voorkeursbehandeling genoot die zou neerkwamen op onwettige staatssteun. Of dit nu staatssteun betreft of niet: men kan niet anders dan vaststellen dat Vestager weinig problemen heeft met flagrante staatssteun, maar graag in actie schiet wanneer het om een grijze zone gaat, met als bedoeling de belastingdruk voor ondernemingen op te drijven.

Door achter Amerikaanse bedrijven aan te gaan in een poging om ze meer belastingen te laten betalen, werd Vestager enkele jaren geleden trouwens als de “EU Tax Lady” bestempeld door de voormalige Amerikaanse president Trump.

Een willekeurige toepassing van de regels?

Naast de niet-toepassing van de staatssteunregels is er dus het probleem van de willekeurige, gepolitiseerde toepassing ervan. Dit is ook duidelijk in het geval van de weigering van de Spaanse regering om een arbitragevonnis toe te passen waarbij Spanje werd veroordeeld om investeerders in installaties voor hernieuwbare energie te vergoeden voor het stopzetten van een subsidieregeling uit 2007. 

De parallellen met de acties van de Vlaamse regering zijn er zeker, want de Spaanse regering veranderde de spelregels van het subsidiemechanisme plotsklaps in 2013, met grote schade voor investeerders tot gevolg. Die lieten het daar niet bij en daagden Spanje voor arbitragerechtbanken, waarbij ze het merendeel van die rechtszaken wonnen. Spanje probeert nu wanhopig alle middelen aan te grijpen om niet tot betaling te hoeven overgaan, en daarbij geniet het de steunen van de Europese Commissie, die de Spaanse regering zelfs aanmaande niet te betalen. Die gaat nu zelfs zo ver om een door een arbitragetribunaal toegekende schadevergoeding te herinterpreteren als een voordeel gelijkwaardig als “staatssteun”, waarbij het die vermeende staatssteun niet als wettelijk beschouwt omdat de Spaanse regering in 2007 de subsidieregeling niet aan de EU had genotificeerd. Voorwaar een ingewikkelde redenering om een lidstaat uit de wind te zetten, maar in de eerste plaats bijzonder jammer om te zien hoe de definitie van wat al dan niet “staatssteun” is eens te meer wordt opgerekt om het politiek goed te doen uitkomen, om de armlastige Spaanse overheid te ondersteunen. Dat ook Spaanse bedrijven – zoals onlangs de bank BBVA – ook genieten van arbitrage en van een betrouwbaar wettelijk kader op vlak van staatssteun lijkt daarbij minder van tel. 

Besluit

Brexit draaide eigenlijk om de vraag of de voordelen van het EU-lidmaatschap nog opwogen tegen de nadelen. In haar wijsheid besloot het Britse electoraat in 2016 dat dit niet langer het geval is. Andere EU-lidstaten zullen de Britten niet snel volgen, maar een dergelijke afweging wordt uiteindelijk ook in de rest van de EU-27 gemaakt. Het EU-verbod op staatssteun, dat in de EU-verdragen is vastgelegd, raakt het hart van de Europese samenwerking. Zij die de toepassing van de mededingingsregels om kortzichtige politieke redenen politiseren, ondermijnen uiteindelijk de steun voor het Europese project.


De auteur Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.

Meer