Het wettelijke pensioen is erg goed beschermd tegen inflatie in België, maar is niet genereus in vergelijking met andere landen. Dat blijkt uit een studie van landenorganisatie Oeso, die voor de zoveelste keer waarschuwt voor de tsunami van de vergrijzing die op ons afkomt.
In de actualiteit: De Oeso brengt ‘Pensions at a Glance 2023’ uit en wijdt daarbij ook een speciaal hoofdstuk aan België.
Het goede nieuws: De Belgische pensioenen hebben de recente periode van inflatie goed doorstaan. De Oeso noemt België om die reden een voorbeeld voor andere landen. Meer nog: door automatische indexeringen – het wettelijk pensioen wordt met 2 procent verhoogd telkens de zogeheten spilindex overschreden wordt – is er wellicht sprake geweest van “overcompensatie”, zegt de Oeso. “De combinatie van energiecheques en de prijsindexering van pensioenen, evenals energiecontracten met een vaste prijs die niet in de index vervat zitten, kan er zelfs toe hebben geleid dat gepensioneerden overgecompenseerd zijn voor prijsstijgingen.”
Het slechte nieuws: De internationale denktank bevestigt wat Belgische experten al jaren zeggen. Door de vergrijzing zal de houdbaarheid van het wettelijk pensioenstelsel onder zware financiële druk komen te staan. De publieke bestedingen voor pensioen gaan stijgen van 12,2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) vandaag naar 15,2 procent van het bbp over dertig jaar. Daarmee zou België qua pensioenlasten in de top drie komen van alle Oeso-landen.
Wat nu? De landenkoepel reikt twee oplossingen aan:
- Als de Belgen wat later de arbeidsmarkt verlaten, slaat het pensioenstelsel een dubbelslag: er dragen meer mensen bij tot het systeem en er moeten dan ook minder pensioenen uitgekeerd worden. “De exit uit de arbeidsmarkt uitstellen, zou de pensioenuitgaven beperken”, schrijft de Oeso. “Zowel mannen als vrouwen verlaten de arbeidsmarkt echter op zeer jonge leeftijd in België, rond de leeftijd van 61 jaar, vergeleken met Oeso-gemiddelden van respectievelijk 64,4 en 63,1 jaar.”

- De Oeso herhaalt in dat verband ook haar pleidooi om de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting. Dat zou beteken dat de pensioenleeftijd automatisch omhoog gaat als de bevolking gemiddeld ouder wordt. “Dit kan de financiële situatie van het Belgische pensioensysteem verbeteren, zonder de uitkeringen te moeten verlagen”, zegt het pensioenrapport.
Opmerkelijk: De huidige generatie gepensioneerden is erg afhankelijk van dat wettelijk pensioen, omdat in veel gevallen andere inkomens – zoals een aanvullend pensioen – ontbreken: 86 procent van het beschikbare inkomen van 66-plussers in België is afkomstig van publieke middelen, voornamelijk pensioenen. Nergens in de Oeso zijn ouderen zo afhankelijk van het wettelijk pensioen voor hun maandinkomen.
Royaal pensioen?
Prangende vraag: Hoe genereus is het Belgische wettelijke pensioen eigenlijk? Een maatstaf is de verhouding tussen het pensioen en het laatste inkomen, de zogeheten vervangingsratio (replacement rate).
- Die ligt rond 61 procent voor België, wat ongeveer ook het Oeso-gemiddelde is, maar ligt lager dan in Nederland, Luxemburg of Frankrijk. Het Belgische wettelijke pensioen is dus eerder gemiddeld en is zeker niet royaal te noemen, gezien de aanzienlijke kloof tussen het laatste loon en het eerste pensioen.
- Bij de lagere inkomens – de Oeso gebruikt de helft van het gemiddelde inkomen als maatstaf – scoort België beter, met een vervangingsratio van 84 procent. Dat heeft te maken met de ingebouwde herverdeling in het pensioenstelsel.

(cv)